Theater / Voorstelling

Tuinieren tot de ondergang

recensie: Paradijs - De Warme Winkel

.

Wist u dat Michael Graetzel uit Lausanne een nieuw soort zonnecellen heeft gemaakt van dode bladeren? Hoe de luchtdruk in een termietenheuvel wordt geregeld? Of waarom schepen van die lange gleuven op hun romp hebben? In de nieuwe voorstelling van Dood Paard en De Warme Winkel krijgt u antwoord op deze prangende levensvragen.

De fossiele brandstoffen raken op en het kapitalisme nadert de ondergang. We moeten nieuwe manieren vinden om te overleven, nu het Uur U van ons huidige productiesysteem is aangebroken. Tuinieren! Paradijs is een ode aan moeder natuur en de kracht van groene vingers. Het voormalige Theaterinstituut waar de voorstelling wordt gespeeld staat vol met plantenbakken waar tomaten, komkommers en aardappelen welig tieren. Aan alles is gedacht: gieters, kippengaas en zelfs een fontein. Er hangt zelfs een windmobiel boven het frisse groen.

Urban gardening

~

Kuno Bakker en Manja Topper (Dood Paard) en Jeroen De Man en Vincent Rietveld (De Warme Winkel) verzorgen hun tuin vol overgave en delen hun blik op de toekomst. De toon wordt meteen gezet met de opmerking dat het ‘nieuwe’ Theaterinstituut destijds met bakken geld is ontworpen, maar drie jaar later al haar deuren moest sluiten vanwege de bezuinigingen. Ook ons huidige systeem van voedselproductie zal niet lang meer bestaan. Daarom moeten we de hand in eigen boezem steken en zelf onze groenten verbouwen. Paradijs haakt aan bij de trend van urban gardening die al langer aan de gang is, aangezwengeld door sterrenkoks als Jamie Oliver en Yotam Ottolenghi: zélf tuinieren in de stad, desnoods op een postzegeltje op het balkon of in de vensterbank.

Ecologische worsteling

~

Het credo van de tuinierende acteurs is het wat moralistische failing to prepare is preparing to fail. Als het zover is moeten we onszelf kunnen bedruipen en de kiem daarvoor zit letterlijk en figuurlijk in de aarde. In een absurdistische mix van rituele handelingen en overdreven emoties testen de natuurliefhebbers de kleur van hun vingers, en overspoelen het publiek daarbij met ecologische feitjes. Maar zijn ze zelf wel consequent? De lijn tussen fictie en werkelijkheid is nogal dun door de ecologische ‘worsteling’ die de acteurs laten zien en het feit dat ze hun eigen namen gebruiken.

Moet je wel of geen vlees eten? Kan je druiven uit Zuid-Afrika beter in de schappen laten liggen? Jeroen De Man weet het zelf ook niet altijd. Dat is weliswaar sympathiek, maar wekt ook verwarring. Het betoog blijft steken tussen een utopisch pleidooi voor een zelfvoorzienende samenleving en een hilarische parodie op precies datzelfde gegeven.

Paradijs is een verrassende voorstelling vol idealisme, maar een overvloed aan onzinnige rituelen en uitstapjes naar halfslachtige personages maakt de voorstelling rommelig. Paradijs wil alles tegelijk zijn, maar zelfs voor de tuin van Eden geldt: overdaad schaadt.