Muziek / Concert

It Must Be So – Jephtha anno 2016

recensie: Jephtha @ De Nationale Opera
Jephtha

Fijnbesnaard en inventief pakt Claus Guth, regisseur, het laatste oratorium van Händel Jephtha aan in de kersverse productie van De Nationale Opera. Eminent speelt hij met taferelen die treffend de personages tot leven brengen en het verhaal een sublieme en actuele draai anno 2016 verlenen. Samen met Ivor Bolton, dirigent, en Sommer Ulrickson, choreograaf, schotelt hij ons een onvergetelijke avond voor waarin de universaliteit van de Bijbelse vertelling zichtbaar wordt.

Het Bijbelse verhaal is in dit oratorium monotoon vertaald, des te verrassender is de kleurrijke mis en scene bij de afwisseling tussen de koor- en soloscènes. Guth wikkelt de vertelling rondom de woorden “It must be so”, die al in het begin door Jephtha’s halfbroer Zebul uitgeroepen worden, en knoopt psychologische subtiliteiten met het heden aan. Jephtha wordt gevraagd om een leger aan te voeren en de Israëlieten tegen de Ammonieten te verdedigen. Hij, een buitenstaander en een bastaard die na de dood van zijn vader, de rechter Gilead, verstoten wordt, krijgt een herkansing. Hij stemt in onder de voorwaarde dat hij, als hij de overwinning behaalt, de leider van Israël wordt. Jephtha’s hunkering naar respect en erkenning is zo groot dat hij aan God als dank het eerste wezen dat hem thuis tegemoetkomt belooft te offeren. Helaas, het wordt zijn dochter Iphis, die vanaf nu de spil van de gebeurtenissen wordt. Het spel tussen hart en verstand begint.

Engel

Tijdens de hele voorstelling schuiven de levensgrote letters IT MUST BE SO op het podium, als reminders aan het fatum dat Jephtha na zijn onzinnige gelofte over zich afgeroepen heeft. Geven we niet allemaal ons woord voor iets wat later een misslag in ons leven veroorzaakt?
De funeste cirkel van zijn lot komt op gang. Anders dan in het boek Rechters, waarop Thomas Morell zijn libretto baseerde, kiest Händel voor een gelukkige afloop. Zo niet Guth: zijn engel die Iphis van de vaderlijke doodsteek redt, lijkt geen uitkomst uit de situatie te bieden waarin Iphis noodlottig terechtgekomen is. Volgens de engel mag ze blijven leven, zij het in de beslotenheid van een klooster.

De voorstelling eindigt met Iphis in een vormloos gewaad en kort geknipt haar, zittend op een bed. Ze houdt een kussen voor zich, waaruit ze bij iedere stille gedachte een veertje plukt. Haar gedachten versnellen, het kussen wordt een sloop zonder inhoud en een hoopje dons op de grond. Guth lijkt hier te willen verleiden tot een vraag: binnen welke waanvoorstelling is het überhaupt mogelijk dat er een engel verschijnt?

Vrouwen

Niet de mannelijke personages, maar Iphis en haar moeder Storgé, de laatste met veel dramatische authenticiteit door Wiebke Lehmkuhl vertolkt, maken de handeling raadselachtig en houden de actie levendig. Anna Prohaska lijkt een geboren Iphis te zijn: onbekommerd in haar liefde voor de vader zingt ze met haar dynamische stem de sterren van de hemel en overtuigt ook nog met haar acteerkunst als ze zich aan de gelofte van haar vader onderwerpt. Al snel veranderd de constant zwervende zin It Must Be So in een vraag – zeker als Bejun Mehta alias Hamor voor de zoveelste keer zijn verlangens en dromerige liefde met zijn cherubijnachtige countertenor stem bezingt.

De feminiene personages slepen je mee en al gauw word je toornig op Jephtha’s barbaarse teneur. Richard Crofts stem lijkt in het begin nog onder de tragiek van het personage te kwijnen, doch na de pauze komt hij op gang – hier lof voor zijn plezierig heldere dictie – en zet de verscheurde vader scenisch en muzikaal ontroerend neer. Door Jephtha’s persoonlijke drama en het familieverleden suggereert Croft in het verlengde van Guths visie een leider met beperkte oordeelkracht die standvastig tegenover zijn gegeven woord aan God blijft, maar zich tegelijk als vader en echtgenoot diskwalificeert.

Bolton & co

De geloofwaardigheidsgraad is hoog, de personages schijnen van vlees en bloed en de ontwikkelingen zwepen de emoties van de luisteraar hoog op, niet in het minst dankzij de hier zeer dominante rol van het koor van De Nationale Opera – een vurige bijval voor de koorleidster Ching-Lien Wu – en de meesterlijke hand van maestro Ivor Bolton. Samen met het authentieke ensemble Concerto Köln zorgt hij voor een onvergetelijke avond. Als een barokke schilder met een kwast vervolmaakt hij met zijn dansende manier van dirigeren het oratoriumkunstwerk.

Kunde en kennis van Bolton zorgen voor een gedetailleerde en elegante omlijsting en brengen beelden en muziek van Händels laatste werk tot leven. Een opera die geen opera is maar waarvan het relaas onder de huid kruipt en je dwingt na te denken over het leven.