Prachtige eerste akte maar verliest na de pauze haar kracht

Wat gebeurt er als mensen elkaar wél willen vasthouden, maar dat simpelweg niet kunnen? Tijd voor Geluk, de nieuwe voorstelling van Internationaal Theater Amsterdam (ITA), gebaseerd op een toneeltekst van de Noorse schrijver Arne Lygre, onderzoekt precies dat. De personages verlangen intens naar de ander, maar botsen steeds weer op de grenzen van communicatie en nabijheid.
Wachten op een bankje
Het toneelbeeld in de Rabozaal bestaat uit een bankje en een tribune waar de acteurs blokfluit spelen. Alle personages zijn wit gekleed, behalve Axle (Minne Koole), het enige personage met een naam, hij is in het blauw, een verwijzing naar zijn anders-zijn. Op dat bankje aan een rivier ontmoeten een moeder (Marieke Heebink), haar dochter (Ilke Paddenburg), een ex-koppel, een weduwe en haar stiefkinderen elkaar. Aanvankelijk leren we hen kennen via losse scènes, maar langzaam raken hun gesprekken met elkaar verweven.
Het ideale moment
De zus is na jaren weer thuis. Samen met haar moeder wacht ze op haar broer Axle, die pas aan het eind van de eerste akte arriveert. Ze wachten op dat ene moment waarop alles weer klopt, het gezin weer compleet is. Ondertussen ontmoeten ze anderen: een stel dat uit elkaar gaat, een weduwe en haar kinderen die een rustplek zoeken voor hun overleden vader. Terwijl iedereen zo gefixeerd is op het ideale moment, merken ze niet dat de echte verbondenheid al in de toevallige ontmoetingen zit op een bankje aan de rivier.
Samen alleen
Lygres tekst is helder, absurdistisch en raak. Onder de droge humor schuilt steeds een emotionele kern. Elk woord lijkt zorgvuldig gekozen, niets is overbodig. Personages praten geregeld over zichzelf in de derde persoon (‘de moeder zegt’, ‘de zus denkt’), wat zorgt voor vervreemding: alsof ze niet durven zeggen wat ze echt voelen. Ze zijn fysiek samen, maar innerlijk alleen.
Acteerwerk
De tekst vraagt om meer dan alleen een goede tekstbehandeling, ook lichaamstaal, interpretatie en fysieke expressie zijn belangrijk. Marieke Heebink draagt als ‘de moeder’ de voorstelling. Ze beweegt tussen overdrijving en verstilling, grootse gebaren en betekenisvolle pauzes. Ze is hilarisch én geloofwaardig. In een scène waarin ze vol overgave begint te zingen, met grote bewegingen, in zichzelf gekeerd maar net niet verstaanbaar, ligt de zaal dubbel. Wanneer Ilke Paddenburg hierop inspeelt, wordt het nog geestiger.
Paddenburg laat in details zien hoeveel emotie er schuilgaat onder alledaagse woorden. Ook Minne Koole maakt indruk als de eerlijke Axle. Zijn spel is ontwapenend en gevoelig, je sluit hem meteen in je hart.
Alle drie spelen uitvergroot, zonder te vervallen in karikatuur of slapstick. Dat is knap. Wel schuurt deze stijl soms in scènes met andere personages: daar mist het spel de gelaagdheid, en lijkt de tekst boven het spel te zweven. De emotionele onderlaag verdwijnt, de vorm gaat overheersen.
Verdwijnen om opnieuw te beginnen
De moeder en zus wachten de hele eerste akte op Axle. Maar zodra hij verschijnt, kondigt hij zijn vertrek aan: hij wil ‘even verdwijnen’, afstand nemen van zijn oude leven en zichzelf opnieuw ontdekken. Zijn eerlijkheid staat haaks op de omzichtige communicatie van zijn moeder en zus, die elkaar voortdurend proberen te sparen. Als buitenstaander benoemt Axle wat de anderen niet durven: dat nabijheid soms verstikt, en afstand nodig is om opnieuw te beginnen.
Zijn vertrek raakt, juist omdat de anderen zo naar hem verlangd hebben. Het legt hun afhankelijkheid bloot, vooral die van de moeder, voor wie haar kinderen het levensdoel lijken. Toch steunt ze zijn keuze. Of Axles verdwijnen een nieuw begin betekent of iets definitievers, blijft in het midden.
Tweede akte minder overtuigend
Na de pauze begint een nieuwe ronde, met dezelfde spelers in andere rollen. De moeder blijft zoeken naar haar zoon, oude patronen keren terug. Wat in de eerste helft fris en gelaagd was, voelt nu als herhaling. De cyclische structuur is ongetwijfeld bewust gekozen, maar mist een nieuwe energie. Het tempo zakt weg.
ITA-effecten
Naarmate de energie wegzakt, voelen sommige theatrale, visuele en muzikale keuzes vooral als typisch effect aan. Bijvoorbeeld wanneer de achterwand plotseling opengaat en er licht naar binnen valt of de blauwe verf die op de vloer wordt gegoten – het zijn mooie beelden, maar ze lijken niet samen te vallen met de andere elementen van de voorstelling. Hetzelfde geldt voor de muziek die de personages maken, het komt te veel over als trucje.
Het slotbeeld, waarin de cast samen met diverse ITA-medewerkers het podium betreedt om ‘Angels’ van Robbie Williams te zingen, probeert verbondenheid uit te stralen, maar voelt juist geforceerd aan. Hierdoor verliest de voorstelling de emotionele kracht die de eerste akte zo sterk maakte.
De eerste akte van Tijd voor Geluk is op zichzelf een krachtig en afgerond toneelstuk dat de thematiek helder en overtuigend belichaamt. Het laat prachtig zien hoe geluk, wanneer je het probeert vast te houden, vaak juist door je vingers glipt.