Boeken / Fictie

Onthoud de verhalen

recensie: Wiesław Myśliwski (vert. Karol Lesman) - De laatste hand

Sinds een paar jaar wordt het werk van de Poolse Wiesław Myśliwski naar het Nederlands vertaald. Elk van zijn romans toont de kracht van de literatuur. Zeker ook De laatste hand.

Van Wiesław Myśliwski zijn eerder Over het doppen van bonen (2009) en Steen op steen (2012) in het Nederlands verschenen. In deze romans toonde de Poolse grootmeester zich een chroniqueur van zijn het communistische verleden van zijn land. Grauwe romans waren het, telkens weer balancerend op het snijvlak van de politieke geschiedenis en het persoonlijke verhaal. Kleine landarbeiders die tegen de stroom in wilden gaan, ’s winters leven zochten.

De laatste hand is een wat ander boek: kleiner, heet dat, intiemer. Het wereldgebeuren is in dit boek wat naar de achtergrond verdwenen. Myśliwski’s verteller, vroeger een goede pokerspeler, is aan het einde van zijn leven gekomen. Hij heeft een adresboekje, gevuld met extra visitekaartjes, op de blaadjes namen, nummers, doorhalingen. Dit boekje staat symbool voor zijn leven, zijn verleden – zijn die twee niet hetzelfde?

Een treurige roman

De roman bestaat uit vele herinneringen, verhalen, van de oude verteller: collega’s, vrienden, familie, bekenden, passanten, en altijd Maria, een jeugdliefde die nooit echt wat geworden is. Achter al die mensen bevindt zich de verteller, nee, beter nog: hij ís al die mensen. De laatste hand is de monologue intérieure van een man die terugkijkt op het leven, een leven waarop hij nog steeds nog steeds geen vat op heeft. Dat het laatste hoofdstuk onvoltooid blijft, is dan ook veelzeggend.

Het adresboekje uitkammen is een dubbelzijdige, bitterzoete bezigheid: een herinnering ophalen is haar daarna verliezen. Het verleden wordt omgewoeld en daarna raakt het kwijt. De namen worden doorgestreept. Dat geeft De laatste hand een melancholische, een treurige inslag, alsof de roman alleen over verlies gaat. Maar dat is slechts één deel van dit boek. De laatste hand is ook een roman vol leven, vol ijzersterke, grappige en absurdistische herinneringen – die in het Poolse origineel hopelijk net zo op de pagina swingen als in de vertaling door Karol Lesman.

Een grappige roman

De verteller heeft veel grappige mensen gekend, is in veel rare situaties beland, maar is zelf ook behept met een antenne voor het absurde. Dit is zomaar een observatie uit de tijd dat bij een kleermaker werkte:

Vrijwel elke klant die bij ons in de winkel kwam leek mij uit zulke grote, kleine, piepkleine stukken genaaid en met dikke naden doorstoken. Een aangenaaid hoofd, een aan dat hoofd vastgenaaid voorhoofd, ogen, lippen, neus. Soms bestond de ene helft van een gezicht uit zoveel aan elkaar genaaide stukken dat ze moeilijk te tellen waren, de ene naad naast de andere, de tweede losgetornd, en daarom was hij naar ons toegekomen, om het aan elkaar te laten naaien, want dit was niet het patroon dat hij voor ogen had als hij in de spiegel keek.

En dat is één anekdote uit deze stevige roman, die in alle richtingen uitstrekt. Het leven, lijkt Myśliwski te willen zeggen, bestaat uit verhalen, prachtige verhalen. Onthoud die.