Muziek / Album

Een saai en veilig kartonnen broodje

recensie: The Horror The Horror - Wired Boy Child

Er zijn bands die alle ingrediënten lijken te hebben en er toch niet zoveel van bakken. Commerciële, door de platenmaatschappij zelf gevormde groepjes bijvoorbeeld. Of bandjes van tieners die hun idolen naspelen, maar de bezieling missen. Soms is het van te voren niet zo duidelijk wat er aan de hand is, alsof je een hap neemt in een lekker uitziend broodje dat blijkt te smaken naar karton. In die laatste categorie valt het tweede album van de Zweedse indie poprockers The Horror The Horror (THTH).

Deze band werd in 2002 opgericht door een vijftal jongens uit Stockholm en Uppsala. In 2006 brachten ze hun titelloze debuutalbum uit, dat op zich goed werd ontvangen en werd bewonderd door labels als Rough Trade. Ermee doorbreken deed de THTH niet, maar de band raakte wel geïnspireerd om nog een album met vergelijkbare muziek te maken: rammelige, quasi-bombastische, weinig melodische muziek in de trant van The Strokes en Interpol, met een snufje Joy Division.

New wave en post punk revival op z’n saaist

~

Vooral The Strokes horen we in vrijwel ieder nummer op Wired Boy Child terug. Met liedjes als ‘Miss You’, ‘Country/City’ en ‘Milky White’ had de band zo een hele tribute to EP kunnen vullen. Behalve dat THTH in zowel de composities als de uitvoering die urgentie en die ruige kracht van The Strokes mist. Sterker nog, zanger Joel Lindström lijkt juist erg verveeld en vermoeid met wat hij zingt. Zo klinkt hij in ‘It Was Everything, Everything!’ alsof hij al drie dagen niet meer geslapen heeft.

Zelf zegt de band beïnvloed te zijn door onder andere de Talking Heads en de Modern Lovers. Dat belooft een bepaalde mate van wereldobservatie en humor. THTH komt in dat opzicht echter niet veel verder dan wat lichte associaties met Pavement, zoals met het nummer ‘Come Inside’. Op zich een lichtpuntje, want Pavement wist wel met een vleug humor en een snuf gewiekste punk heel interessante muziek te maken. THTH niet. Waar zijn de gewaagde specerijen? De klodders saus? De smakelijk druipende sappen?

Wie is er doof, zij of wij?

Een andere belofte van de band is dat Wired Boy Child een echt ‘zonneschijnalbum’ is. Hoe kan het dan dat het geluid gesloten klinkt, Lindström geregeld onverstaanbaar murmelt en de melodieën ver te zoeken zijn? Dit alles duidt samen met de vorige punten op een volledig irreëel beeld van het eigen kunnen van de band. Is het arrogantie? Vinden ze zichzelf echt zo goed? Heeft het misschien te maken met doofheid? Of weten ze het stiekem zelf ook wel, maar hopen ze met gespeeld enthousiasme de verkoopcijfers toch nog wat te redden? In feite doet het er niet toe: zowel de muziek als het eindoordeel blijft gelijk.

Het zou wat zijn wanneer deze recensie afgesloten kon worden met de bekende quote uit Heart Of Darkness van Joseph Conrad: een getergd ’the horror… the horror…’ Dat zou echter betekenen dat het album opvallend slecht is. Maar Wired Boy Child is, net zoals het geen haute cuisine is, geen tandenbrekende, zintuigtergende hap: het is gewoon een saai en smakeloos tussendoortje, dat je zonder dat iemand kijkt snel aan de hond wilt voeren.