Muziek / Album

Vijftien man aan het werk

recensie: Michael Brecker Quindectet - Wide Angles

In de relatief korte geschiedenis van de jazz is de big band altijd een vaste waarde gebleken. Natuurlijk evolueerden deze orkesten met de muziek mee, maar als genre binnen de jazz bleef de big band overeind. Daarnaast zijn er altijd muzikanten geweest die het begrip hebben willen herdefiniëren en ook de laatste jaren hebben we hiervan een aantal treffende voorbeelden gezien. Zo slaagde Andrew Hill er onlangs in om zijn fragmentarische en donkere muziek geschikt te maken voor een groot ensemble en worden de podia van de Lage Landen tegenwoordig onveilig gemaakt door onder andere het (redelijk behoudende) Brussels Jazz Orchestra en de Flat Earth Society. Met Wide Angles doet ook jazz-rock gigant Michael Brecker een poging en komt meteen met een nieuwe naam op de proppen: het quindectet. Een groep van vijftien muzikanten dus. Naast de traditionele blazers- en ritmesectie (zij het zonder piano) telt dit quindectet ook een aantal in de jazz minder gebruikelijke instrumenten als de hobo, basklarinet (ooit het handelsmerk van Eric Dolphy), viool en cello.

~

Wat een big band wint aan diversiteit van stemmen, levert hij doorgaans in aan spontaniteit en improvisatie; twee pijlers van de moderne jazz. Sinds het experiment Free Jazz van Ornette Coleman, waarop een dubbel kwartet met een minimum aan afspraken meer dan een half uur improviseerde, zijn de ‘vrije’ uitvoeringen van grotere groepen muzikanten op de vingers van één hand te tellen. Toch hoeft gecomponeerde, of zelfs tot in de puntjes georkestreerde, jazz niet saai te zijn, zoals de orkeststukken van Miles Davis, de eerder genoemde Andrew Hill en de muziek van Charles Mingus bewijzen.

Wide Angles is zo’n van a tot z gecomponeerde plaat. Het valt zelfs op dat Brecker weinig soleert. In de composities klinkt Breckers jazz-rock of fusion achtergrond duidelijk door. Dit levert hier en daar vlotte funky nummers op zoals Timbuktu of Night Jessamine, afgewisseld met trage – of zoet romantische – ballads als Angle of Repose. Brecker schotelt de luisteraar simpele melodietjes voor die af en toe uitgroeien tot een wirwar aan stemmen, die echter nooit onontwarbaar wordt. Zijn muziek is overzichtelijk en daardoor wellicht geschikt voor een groot publiek.

~

De doorgewinterde jazzliefhebber zal tevergeefs op zoek gaan naar ingewikkelde composities en ingenieuze maatsoorten. Bij Brecker is niets van dit alles te vinden. Daar staat tegenover dat de melodieën vaak erg catchy zijn en uitblinken in eenvoud, al moet Brecker zijn meerdere erkennen in zijn oude – en reeds overleden – muzikale mentor Don Grolnick, van wie de beste compositie afkomstig is: Evening Faces. Echt spannend wordt het echter zelfs in dit nummer niet.

Brecker lijkt zijn quindectet voornamelijk te hebben samengesteld om zijn tenor-sax te voorzien van een fijn geweven ondergrond. Cool Day in Hell vormt hierop een uitzondering. Het nummer is rauwer, minder glad, dan de andere tracks op de cd. Bovendien worden hier de mogelijkheden van de instrumenten volledig benut en zijn we aan het eind getuige van een mooie ontmoeting tussen big band en kamermuziek, waarin de instrumenten van Mark Feldman en Erik Friedlander (beide ook betrokken bij John Zorns Masada-kamermuziek-project) opvallen.