Zorgeloze pop in nieuw jasje
Fixkes. Gaat er al een belletje rinkelen? Bij de Nederlandse lezer wellicht niet, maar de Vlaamse zal de Antwerpse dialectpopgroep kennen van de hit ‘Kvraagetaan’, die de lijsten in de zomer van 2007 wekenlang domineerde. Zeven jaar later is Fixkes terug met een album vol charmante popliedjes over de zin en onzin van het leven.
In het hoofd van zanger en bassist Sam Valkenborgh is de tijd stil blijven staan, of hij gaat heel langzaam vooruit. Valkenborgh zingt over de kleine dingen in het leven: de garage van Nonkel Frans, het meezingen met de radio in ‘Speekmedolle’ (waar die titel op slaat, Joost mag het weten), en ‘bruin bonen in blik’. Juist die mix van knullige onderwerpen gezongen in het Vlaams, of nog beter ‘Aantwaarps’, is wat de liedjes op Weeral Halfacht zo goed maakt.
Herrijzenis
Ook muzikaal klinken de Fixkes als vanouds. Of toch niet? In de aanloop naar het derde album haalde Valkenborgh namelijk flink de bezem door zijn band: de bassist vertrok, hij nam rapper Mike Engels aan als nieuwe gitarist en bombardeerde zichzelf tot de nieuwe bassist. Hij sloot zich op in zijn studiekamer en kwam er pas uit met een aantal nieuwe hersenspinsels. Wie door de nummers heen luistert, kan dit goed horen. De ode aan het binnenleven in ‘Buitenmens’, – overigens een vertaalde Lemonheads–cover – de jankende gitaar in ‘Misschien is ’t de regen’ en de langzame, trage rap van Engels in ‘Nooit Niks’. Een lied over hoe de schoonheid van het leven zich verschuilt in de trieste dingen, de dingen die nooit zullen veranderen.
Pretentieloos
In een eerdere recensie werd al duidelijk dat Fixkes niet voor iedereen is weggelegd, maar wie eenmaal voor hun charmes is gevallen, kan niet meer zonder. Op Weeral Halfacht doen ze het weer uitstekend, zonder in clichés te vervallen. De bijna puberale teksten in single ‘Jodie Foster’ en in ‘Nooit Niks’ zijn daar voorbeelden van. Simpele, maar gevatte liedjes met scherpe teksten. Wie is er nou niet benieuwd ‘hoe een klein meisje kan bijten als een dobermann?’ Fixkes klinkt als vanouds, maar weet zichzelf toch opnieuw uit te vinden, zonder zich te verliezen in geëxperimenteer of pretentieuze zotternij.