Muziek / Album

Niets meer, niets minder

recensie: Dying Fetus - War of Attrition

In het jaar 2000 katapulteert Destroy the Opposition Dying Fetus naar het voorfront van de technische U.S.-style death metal. Niet dat de drie albums vóór die tijd slecht waren, maar Destroy gooide zo hard de kont tegen de kribbe van de huidige consumptiemaatschappij, dat je voor je versterker mocht vrezen als je dit schijfje hoorde. Wie na de matige opvolger Stop at Nothing angstig is dat Dying Fetus niet dezelfde meer is, kan rustig ademhalen. Hoewel de naam anders doet vermoeden, klinkt deze nieuweling weer springlevend.

Stop at Nothing (2003), de plaat die Dying Fetus uitbracht na Destroy , werd door velen beschouwd als een slappe opvolger. Dit was te danken aan het gruizige geluid en een ‘minder’ death metal-geluid. Het metal-geluid is met War of Attrition terug van weggeweest. Productioneel is weer gekozen voor een wat droger, kaler geluid. De technische hoogstandjes komen daarmee beter uit de verf dan bij zijn voorganger.

Groove

~

Niet alleen de productie klinkt wat kaler. Ondanks het feit dat War of Attrition een onmiskenbare Dying Fetus-plaat is, lijkt het er ook op dat John Gallagher meer terug wilde gaan naar de essentie van de muziek. Nog steeds horen we veelvuldig de kenmerkende scherpe licks, ligt het tempo als altijd op niveau en lijken de rochels zich vanuit de tenen een weg door de ingewanden naar boven te banen om aldaar de stembanden (en uiteindelijk onze oren) te geselen, maar er is ook meer plek voor de groove. De band heeft schijnbaar meer rust genomen om een plaat te schrijven die niet elk nummer volgepropt is met technische hoogstandjes, maar ook lekker doorstampt.

Recht toe, recht aan

Toch kleeft er een minpuntje aan deze plaat. Gallagher, beroepsrochelaar, gitarist en brein achter de band, heeft na Destroy een volledig nieuw team om zich heen verzameld. Drummer Erik Sayenga is in dit team vervangen door Duane Timlin. Timlin is een absolute snelheidsduivel, maar het drumwerk is een stuk minder creatief dan dat van zijn twee voorgangers. Dit draagt zeker bij aan het recht toe, recht aan-gevoel dat de plaat bij me oproept, maar juist de creativiteit van Sayenga, en nog meer dat van Kevin Talley op Destroy, zorgden naast de riffs en licks voor een duidelijk onderscheid van het gros van de andere bands in het genre. Hier mag Gallagher zich wat mij betreft nog een keer over achter de oren krabben.