Muziek / Voorstelling

A Man Who Massacres a City for a Girl

recensie: Georg Friedrich Händel – Hercules

Eeuwenlang lagen Händels opera’s stof te vergaren in bibliotheken. Zijn oratorium Messiah, ja, dat werd veelvuldig uitgevoerd, evenals Music for the Royal Fireworks, maar daar bleef het bij. Gelukkig is de laatste jaren een opmerkelijke kentering zichtbaar. Zozeer zelfs, dat de Engelse criticus Andrew Huth zich onlangs in The Guardian afvroeg of al die nieuwe Händel-producties niet “too much to Handel” zijn.

~

De Händel-revival is ook aan ons land niet voorbij gegaan. Vorig seizoen opende De Nederlandse Opera met Alcina en Tamerlano, de jaren daarvoor waren Samson en Guilio Cesare te zien, terwijl de Nationale Reisopera Alcina, Ariodante en Arianna in Creta op de planken bracht. Ook voor de komende jaren staan nieuwe producties en reprises in de planning en in 2009 is het ook nog eens 250 jaar geleden dat de componist overleed.

Relatief onontgonnen terrein

Onbegrijpelijk is de herwaardering voor Händels opera’s zeker niet. Niet alleen hebben ze een grote dramatische zeggingskracht, bovendien bieden zij regisseurs veel vrijheid. Waar alles bij de grote Mozart-, Verdi- en Wagner-opera’s al eens gedaan is, zijn de opera’s van Händel relatief onontgonnen terrein. En wat lange tijd als een nadeel van zijn opera’s beschouwd werd – de schier eindeloze en onderling inwisselbare reeks aria’s waarin alleen een emotie centraal staat en niet de voortgang van het verhaal – biedt inventieve regisseurs juist buitengewoon veel mogelijkheden. Händel schreef bovendien meer dan veertig opera’s, en dan tellen we de eveneens zeer fraaie pasticcio’s (door Händel zelf gemaakte ‘compilaties’ van eerder werk met een nieuw libretto) zoals Oreste niet eens mee.

Keuze genoeg dus, maar ook Händels oratoria worden tegenwoordig scenisch gebracht. In 2003 bracht De Nederlandse Opera voor eerst een oratorium van Händel op de planken. Destijds verplaatste het regieduo Mirjam Koen en Gerrit Timmers Händels bijbelse vertelling Samson naar het moderne Israël, waarin de tradities van het geloof botsen met de moderne, wereldse samenleving. Het leverde een rommelige voorstelling op die je deed afvragen of het wel zo’n goed idee is om een oratorium te ensceneren. Met Hercules bewijst De Nederlandse Opera nu dat dit niet alleen wel het geval is, maar zelfs een meerwaarde oplevert.

Indrukwekkend koor

~

“Jealousy! Infernal pest!” Als één man wijst het gehele koor beschuldigend naar Dejanira, de vrouw van Hercules. Het oogt en klinkt niet alleen indrukwekkend, het geeft ook het belangrijkste verschil tussen de Italiaanse opera’s van Händel en zijn oratoria aan. Waar opera’s als Alcina en Guilio Cesare alleen aan het einde een kort slotkoor kennen, levert het koor in Hercules voortdurend commentaar op de handeling. Als geen ander benut regisseur deze extra mogelijkheden om het verhaal extra lading mee te geven.

A Man Who Massacres a City for a Girl

“The opera tells the story of a man – Hercules – who massacres a city for a girl.” Zo vat Bondy het libretto van de opera kernachtig samen. De handeling is geconcentreerd op de laatste dag van Hercules’ leven. Zijn vrouw Dejanira wordt verteerd door jaloezie wanneer Hercules aan het hof terugkeert met als oorlogsbuit de jonge en beeldschone prinses Iole. In de hoop Hercules aan zich te binden, geeft Dejanira haar man een betoverde mantel. Deze blijkt echter vergiftigd met het bloed van de door Hercules vermoorde Nessus, de eerste minnaar van Dejanira. De onoverwinnelijke Hercules sterft, de jaloezie van zijn vrouw vervloekend. Wanneer zij beseft dat Hercules door haar toedoen is gestorven, wordt zij waanzinnig. Iole en Hercules’ zoon trouwen op bevel van Jupiter en nemen plaats op de troon.

Jaloezie… of toch wraak?

Händels librettist baseerde zich op Sophocles, maar liet vooral veel achterwege. Verdwenen zijn de moorddadige slachtpartijen van Hercules, verdwenen is zijn veelwijverij. Alles draait om de jaloezie van Dejanira. Het knappe van Luc Bondy is dat hij niet alleen Sophocles een grotere rol geeft zonder iets aan de tekst te veranderen, maar ook het jaloeziethema verder uitdiept in zijn personenregie. Want wanneer Iole de zoon van Hercules afwijst, komt Hercules zelf het toneel opgewandeld, waarbij Iole acuut verandert van een ongenaakbare gevangene in een kokette verleidster, zo de jaloezie van zijn eigen zoon opwekkend. En de wijze waarop Iole zich in het derde bedrijf liefdevol neder vlijt naast Hercules’ lijk suggereert dat Dejanira’s jaloezie wel degelijk terecht is geweest.

~

Maar ook dit is een dubbele bodem. Wanneer Iole voor het eerst op het toneel verschijnt, bezingt zij haar net door Hercules vermoordde vader. De urn die zij dan in haar armen heeft, wijst vooruit naar wat van Hercules overblijft van het eind van de opera. Is haar hele spel van aantrekken en afstoten niet één grote wraakoefening, vergelijkbaar met de belofte van Nessus’s mantel?

Bijzonder fraai is dan ook de wijze Bondy het ogenschijnlijk vrolijke slotkoor ensceneert. “To him your grateful notes of praise belong, the theme of liberty’s immortal song “, zingt het volk, maar een vredesstichter was Hercules allerminst. En Iole stemt er dan wel mee in met de zoon van Hercules te huwen, maar ze houdt tijdens dit slotkoor een flinke afstand van hem – en ook hij durft haar amper aan te kijken.

Uitmuntende cast

Bondy wordt geholpen door een uitmuntende cast, een geweldig orkest en verbluffend koor. Vocaal schitteren Nathan Berg (Hercules) en Ann Hallenberg (Dejanira), maar het is vooral Ingela Bohlin die als Iole werkelijk een onuitwisbare indruk achterlaat. Hartverscheurend wanneer zij haar vermoordde vader beweent, verontwaardigd wanneer zij met Dejanira’s jaloezie geconfronteerd wordt, frivool en verleidelijk wanneer zij Hercules’ zoon afwijst.

Met deze Hercules bewijst De Nederlandse Opera zo dat de oratoria van Händel ook scenisch bestaansrecht hebben. Dat belooft nog veel voor de toekomst en afgaande op deze productie stem ik onmiddellijk in met de recensent van The Telegraph, die na het zien van Philip Glass’ Satygraha schreef: “I would sooner sit through 10 uncut performances of an obscure Handel epic than hear a note of it again.”