Muziek / Album

Een Roemeense uitschieter

recensie: Hyperions nieuwe celloserie overtuigt nog niet bij binnenkomst

Het is een dappere onderneming van het Britse label Hyperion om na de ‘romantische’ piano- en vioolconcerten (zo grofweg uit de periode 1850-1930) nu een reeks met vergeten celloconcerten uit te brengen. Het valt te betwijfelen of die reeks net zo uitgebreid zal worden als de pianoreeks (momenteel bestaand uit 38 delen) gezien de relatieve schaarste van het repertoire. Dat laat ook raden naar de kwaliteit van de ontgonnen werken. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: helemaal overtuigend is het (nog) niet.

~

Een celloconcert schrijven is zo simpel nog niet. Waar een piano zich door zijn klank van nature onderscheidt van het orkest, is de cello juist het essentiële orkest-instrument. Je moet dus niet alleen weten hoe een cello klinkt, maar ook nog heel behoedzaam de orkestpartij daarop aanpassen – doe je dat niet, dan verdrinkt de arme jammerplank in de lawine van het orkest. Vele componisten hebben daarmee geworsteld, en het gevolg is dat de celloliteratuur veel minder virtuoos van karakter is dan die voor piano en viool. De celloconcerten van bijvoorbeeld Dvorak en Elgar bevatten prachtige muziek, maar om nou te zeggen dat het showpieces voor de cellist zijn, nee. Gecompliceerd, dat zeker, maar zonder dat dramatische, misschien zelfs aanstellerige, dat de pianoconcerten uit dezelfde periode kenmerkt.

Tompouce

Deel een van de serie vergeten celloconcerten bevat werken van twee Liszt-leerlingen, Eugen d’Albert en Ernó von Dohnányi, en het celloconcert van de Roemeen George Enescu. Alledrie de werken zijn rond 1900 gecomponeerd, maar de verschillen in oriëntatie en kwaliteit zijn behoorlijk. De cd zit een beetje in elkaar als een tompouce: eerst een koekje met glazuur, het lekkerste in het midden en onderop een laf, wat klef laagje.

Glazuur

Om maar met het glazuurkoekje te beginnen: Eugen d’Alberts stuk is het enige dat zich ook als celloconcert aankondigt. D’Albert verwierf vooral bekendheid als pianovirtuoos (een soort negentiende-eeuwse Wibi Soerjadi) en componist van de helaas zo goed als vergeten opera Tiefland. Ook schreef hij twee veelgespeelde pianoconcerten, beide in het idioom van zijn leermeester Liszt. D’Alberts pianoconcerten zijn virtuoze, felle en soms speelse stukken, die zich terecht aan de rand van het concertrepertoire hebben gehandhaafd. Die vindingrijkheid is bij dit celloconcert niet altijd te vinden – het is duidelijk dat d’Albert met de piano meer affiniteit had dan met dit instrument. Begrijp me goed: het is zeker niet slecht, alleen niet zo heel erg bijzonder. En dat zijn we van Hyperion wel een beetje gewend geraakt.

Smakelijk

~

Bijzonder is George Enescu’s Symphonie concertante zeker wel. In tegenstelling tot d’Albert met zijn conservatieve idioom blikt Enescu juist vooruit. Het stuk zit veel onorthodoxer in elkaar, met elkaar soms snel afwisselende extremen. Desondanks is het voor Enescu’s doen tamelijk ingetogen – nergens (behalve in de finale) vind je de extatische toeterpartijen die zijn Roemeense rapsodieën zo beheersen. Opvallend is verder dat hij vooral juist de hogere registers van de cello heeft gebruikt. Dit concert stelt van de drie werken op deze cd de hoogste eisen aan zowel de solist als het orkest, en we mogen dankbaar zijn dat Alban Gerhardt ruimschoots tegen zijn taak is opgewassen. De moeilijkheid ligt hem niet zozeer in de techniek van het cellospel, maar juist in de communicatie met het orkest. Ik kan me niet voorstellen dat die veel beter kan – vooral in het middendeel en in de finale wordt op het scherp van de snede gemusiceerd.

Klef koekje

Het gaat misschien wat ver om Ernó von Dohnányi’s Konzertstück als een klef koekje te omschrijven, maar het is zonder meer het minst opmerkelijke deel van deze cd, vooral als je net Enescu’s virtuositeit achter de kiezen hebt. Dohnányi, normaal gesproken toch geen misselijk componist, had z’n dag niet toen hij dit concert in elkaar schroefde. Dat is, vermoed ik, de juiste verklaring: het klinkt nergens echt bijzonder geïnspireerd en ook niet echt goed geconstrueerd.

Geen B-orkest

~

Zoals gezegd heeft het aan de uitvoerenden niet gelegen. Gerhardts spel is virtuoos en bezield en de begeleiding zo goed als vlekkeloos. Het BBC Scottish bewijst dat de verdeling die je ooit kon maken tussen A- en B-orkesten zo goed als verdwenen is, en dirigent Kalmar heeft alles eruit gehaald wat erin zat. De bikkelharde transparantie van eerdere Hyperion-opnamen ontbreekt een beetje, maar het wat warmere toonbeeld komt de klank van de cello eigenlijk wel ten goede. Mij hoor je wat dat betreft niet klagen.

Daarmee blijven drie werken van nogal wisselende kwaliteit over, met Enescu’s Symphonie concertante als uitschieter. Ik ben benieuwd wat Hyperion in deze serie nog meer te bieden zal hebben, maar ze hebben nog wel wat te bewijzen. Afgaande op deze cd is er nog enige graafarbeid in de cello-literatuur te verrichten voordat men op het constante, hoge niveau van de pianoconcertenserie is uitgekomen.