Kunst / Expo binnenland

Struycken weer thuis in het Groninger Museum

recensie: Peter Struycken - Het digitale paradijs

.

Tussen Peter Struycken (1939) en het Groninger Museum bestaat een goede band. Al in 1965 kocht het museum een werk aan van de kunstenaar en in de jaren negentig kreeg Struycken de opdracht het kleurenpalet van het museum te ontwerpen. Na drie tentoonstellingen -in 1967, 1984 en 1999- is Peter Struycken wederom met een expositie vertegenwoordigd in het Groninger Museum. Tijdens de huidige tentoonstelling staat vooral zijn werk in opdracht centraal.

Peter Struycken, TAPW 4 30 nov 88, 1988, Lakverf op perspex, 203 x 136 cm, Foto & copyright Centraal Museum, Utrecht.
Peter Struycken, TAPW 4 30 nov 88, 1988, Lakverf op perspex, 203 x 136 cm, Foto & copyright Centraal Museum, Utrecht.

Struycken heeft nooit moeite gehad met het aannemen van opdrachten naast zijn zelfstandige werk. Dit in tegenstelling tot veel generatiegenoten in de jaren zestig die werken in opdracht beschouwden als decadent. Ook bij het ontwikkelen van zijn stijl volgde hij zijn eigen weg. Met het destijds heersende abstract-expressionisme voelde hij geen verwantschap omdat deze stroming teveel was gericht op de persoonlijke belevingswereld van de kunstenaar. Struycken stond een meer toegankelijke kunst voor ogen die geënt was op onderlinge samenhang en variatie in plaats van willekeur.

Zo ontstonden in 1963 de Wetmatige Constructies. Deze werken bestaan uit een zwart vierkant waarbij Struycken de vorm, grootte en plaatsing van de onderdelen met eenvoudige berekeningen aanpaste. Beweging zou een blijvend element blijven in Struyckens werk, maar na Wetmatige Constructies zou hij steeds meer kleur gaan toevoegen aan zijn werk.

Struycken als pionier

Al toen de computer nog een nieuw fenomeen was, zette Struycken deze in bij het ontwikkelen van zijn beelden. Met behulp van computerprogramma’s creëerde hij gemanipuleerd toeval, het tegenovergestelde van willekeur. Gemanipuleerd, want toeval op zich geeft volgens Struycken voorspelbare resultaten, net als bij kansberekening, en is voor hem dus oninteressant.

In 1977 ontwierp hij zo met behulp van een aantal supercomputers van de Technische Universiteit te Delft een serie tapijten. Deze kleden -die overigens behoren tot zijn vrije werk- lijken geweven in een organisch patroon, maar wie beter kijkt ziet dat het geheel bestaat uit kleine vierkantjes die aaneengesloten lijnen of kleurvlekken vormen en dat er slechts drie kleuren gehanteerd zijn die samen verschillende kleureffecten veroorzaken. De tapijten zijn het resultaat van een computerprogramma. Met dit programma heeft Struycken de willekeur grotendeels op afstand gehouden, maar enige willekeur is onvermijdelijk: hij koos de beginkleuren en hij selecteerde de uiteindelijke resultaten.

Het uiteindelijke product is een weergave van de wereldlijke realiteit zoals Struycken die ziet. In die zin doet Struyckens werk post-impressionistisch aan. Net als de schilders van deze stroming is zijn weergave van de wereld opgebouwd uit kleine kleurdeeltjes.

Wervelstorm

Peter Struycken, Postzegel 1980, Collectie Groninger Museum.
Peter Struycken, Postzegel 1980, Collectie Groninger Museum.

In opdracht van het museum ontwierp Struycken een abstract patroon op de compositie …explosante-fixe… van Pierre Boulez. De muziekstukken van componist Boulez blijken goed te passen bij Struyckens werk. Ook Boulez hield zich namelijk bezig met series en het gereguleerde toeval.

Struycken maakte al eerder een ontwerp bij een compositie, maar dit keer ging het om een driedimensionaal werk. Op vijf manshoge projectieschermen worden verschillende projecties vertoond. Een verandering in de muziek veroorzaakt een wervelstorm van bladen die als in een flits verandert in een golvende massa. Het effect is indrukwekkend.

Al in het begin van zijn carrière heeft Struycken samengewerkt met architecten. Ook het maken van decoraties in gebouwen werd aanvankelijk niet gezien als een respectabele vorm van kunst. Struycken heeft zijn kunnen op dat gebied in de afgelopen jaren echter wel bewezen.

Voor de hal van het hoofdkantoor van Aegon in Den Haag ontwierp hij bijvoorbeeld tussen 1983 en 1986 een zogenaamde driedimensionale kleurstructuur. Honderden balletjes aan draden die tezamen een soort van mist vormen, mogelijk gemaakt met behulp een speciaal gecreëerd computersysteem. De kleuren van de bollen zijn bepaald door het laten kruisen van drie sinusgolven die de kleuren rood, groen en blauw in oplopende kleursterkte dragen. Zo is een zeer ruimtelijk werk ontstaan dat van elke hoek waaruit het bekeken wordt een ander beeld geeft.

Van enkele werken in de openbare ruimte, waaronder deze, zijn voor de tentoonstelling sferische panorama’s gemaakt door de acteur Carel Struycken (1948), tevens broer van de kunstenaar. Door een aantal foto’s digitaal te bewerken tot een geheel ontstaat een driedimensionaal resultaat. Dit blijkt een ideale oplossing voor het tonen van zulke objecten die natuurlijk niet wezenlijk naar het museum gehaald kunnen worden. Het publiek is op deze manier in staat met behulp van enkele knoppen ruimtes binnen te treden en deze te ervaren.

Struycken vs. Struycken

Peter Struycken, Betegeling particulier zwembad, Bentveld, 1999-2000, Fotograaf: Carel Struycken.
Peter Struycken, Betegeling particulier zwembad, Bentveld, 1999-2000, Fotograaf: Carel Struycken.

Het centraal stellen van Struyckens commerciële werk was een zeer goede keuze. In feite is het zelfs dat werk dat het meeste boeit. Dit is waarschijnlijk zo omdat de werken niet alleen maar producties zijn van de computer, maar zeer uitgedachte werken waarbij de omgevingsfactoren een grote rol spelen. Niet alle werken fascineren evenveel. De screensavers die Struycken in 1997 voor de bank Pierson ontwierp, blijven toch echt screensavers met het sluimerige effect van een lavalamp, hoeveel variaties ze ook mogen tonen.

Over het geheel bekeken is de tentoonstelling echter zeer geslaagd. Het getoonde werk geeft een goed beeld van Struyckens oeuvre en ontwikkeling en doet de kunstenaar zo recht. Alleen de felgekleurde muren, waarvan Struycken zelf de kleuren ontwierp, vormen vaak tezamen met de werken een soms wel erg bont geheel. Wellicht waren ‘saaie’ witte muren iets prettiger voor de ogen geweest.