Muziek / Concert

Hänsel, Gretel en veel andere zwerfkinderen

recensie: Nederlands Philharmonisch Orkest - Hänsel und Gretel
Hänsel und Gretel

Hänsel en Gretel zijn tegenwoordig geen sprookjesfiguren meer, ze lopen op straat en spelen op de vuilnisbelt. Ze hebben ouders die op de onze lijken en hun fantasie is aangepast aan de realiteit. Lotte de Beer, regisseur van Hänsel und Gretel van Engelbert Humperdinck die tot einde december in De Nationale Opera in Amsterdam te zien is, bewijst dat we in een tijd leven waar sprookjes waar geworden zijn. Alleen gaat het verhaal verder dan een happy end.

Engelbert Humperdinck (1854 – 1921) hield van reizen en verhalen. Tijdens zijn studie in Italië ontmoette hij Richard Wagner, die hem in 1880 tot zijn assistent in Bayreuth maakte. Ze raakten bevriend en met 26 jaar werkte Humperdinck schouder aan schouder met de grote meester aan de première van de opera ‘Parsifal’.

Engelbert en Adelheid

Hoewel veel componisten van zijn tijd zich afvroegen wat er na Parsifal überhaupt nog geschreven kon worden, begreep Humperdinck al snel dat het niet in de grootte maar in de verfijning, in het kleine lag. Zo componeerde hij in 1893 een opera naar het libretto van zijn zus Adelheid Wette. Ze schreef ooit een kersttoneel met liederen voor haar kinderen. Humperdinck was zo door de melodieuze volkzang gefascineerd, dat hij de melodieën van de door hem zelf gecomponeerde aria’s “Brüderchen komm, tanz mit mir”,”Der kleine Sandmann bin ich” of de in het leitmotief gebruikte aria “Abends will ich schlafen gehen” in dezelfde geest gehouden had. Daardoor is het hem gelukt de naïeve, kinderlijke wereld van Hänsel en Gretel goed neer te zetten.

Kersthit

Hänsel und Gretel is ieder jaar in de Duitse operahuizen rond de kersttijd te zien. Zou het de hoogbegaafde regisseur Lotte de Beer lukken de opera ook in Nederland tot een kersthit te maken? Ze verplaatst het sprookje naar een vuilnisbelt waar vijf zwerfkinderen met elkaar spelen. Hänsel en Gretel ontspringen aan hun fantasie, de zwerfkids maken uit afvalresten twee poppen die als het ware beginnen te leven en te zingen. Beer gebruikt film- en toneeltechniek door elkaar waarmee ze de verbeelding op een vernieuwende manier prikkelt en zoals het bij sprookjes hoort, ze tovert. Door de aanwezigheid van de zwerfkinderen op het toneel, die de twee hoofdfiguren gedurende de hele opera volgen, probeert ze ononderbroken naar het heden te verwijzen, wat soms vermoeiend werkt. Alsof alleen genieten van het muziekverhaal niet voldoende is.

De scène in het grote bed, waarin de zwerfkinderen met Hänsel en Gretel door de nacht surfen, wil uit-en-ter-na verwijzen naar recente krantenberichten of een oproep van UNICEF. Het verhaal wordt helemaal uit zijn muzikale droom gerukt, als de knisperheks als een pedo-travestiet op het toneel verschijnt. De heksenoutfit leidt tenor Peter Hoare zo af, dat hij een paar noten mist in zijn “schoorsteen”-aria. Gelukkig weten Lenneke Ruiten als Gretel en Kate Lindsay als Hänsel met hun perfect acteerwerk, en vooral door hun prachtige stemmen, de aandacht weer terug te trekken naar de muziek. En Humperdincks muziek verdient alle lof voor zijn fijne volksliedachtige aria’s. Ook de wagneriaanse koperkoralen en instrumentale intermezzi verplaatsen de luisteraar naar een magische wereld, die nog lang na afloop in het hoofd blijft hangen.

Boodschap

Zou iemand in de kerstsfeer van Humperdincks sprookjeswereld willen blijven nadat de immense kerstboom op de snoepberg neerdaalt, dan wordt hem dat onmogelijk gemaakt. Met Hänsel en Gretel loopt het gelukkig nog goed af. De moeder, meesterlijk door Charlotte Margiono gezongen en geacteerd, en de vader – alweer een glansrol waarin Thomas Oliemans schittert – vinden uiteindelijk hun van huis weggelopen kinderen terug.
Maar de meeste kinderen hebben niet zo veel geluk, vertelt Lenneke Ruiten na afloop door de microfoon. Ze vraagt aandacht voor de organisatie Kids Rights die door een paar leden met mandjes bij de uitgang vertegenwoordigd is – welkom in de realiteit.

Hoe dan ook, het Nederlands Philharmonisch Orkest heeft meer dan prachtig gespeeld en hoewel dirigent Marc Albrecht het niet altijd redde het orkest onder de hoofdrolstemmen te houden, blijft het een feest om naar Humperdincks muziek in deze uitvoering te luisteren. Volgend jaar weer? Of moeten we weer twintig jaar op een andere interpretatie wachten?