Boeken / Fictie

Het glazen huis dat maar niet eng wil worden

recensie: Leonora Christina Skov - Het glazen huis

Zeven mensen die elkaar niet kennen krijgen een uitnodiging om een maand lang ongestoord te werken in een glazen huis op een onbewoond eiland. Zoals in alle spannende romans is ook hier sprake van een duister geheim dat langzamerhand onthuld wordt. In het doorzichtige, futuristische gebouw zijn ze overgeleverd aan hun angsten en zwakheden.

De schrijfster heeft een compleet arsenaal aan psychologische en morele thema’s uit de la gevist om diepgang te geven aan wat al snel een oppervlakkig groepsproces wordt, zoals iedereen het kent van televisieprogramma’s waarin mensen samen worden opgesloten. Machtsstrijd, sympathie en antipathie, gezeur en geruzie. Maar de zeven genodigden, die allemaal een brief kregen waarin ze werden uitverkoren op grond van speciale verdiensten voor de samenleving, blijken een verleden te delen. 

Waar blijft de huiver?

Alle elementen van de klassieke thriller, overgoten met een Scandinavisch sausje van storm, regen en gevaarlijke zeestromingen, komen aan bod. De succesvolle journaliste loopt tegen een verwende huisvrouw aan, de hulpdominee ziet zich geconfronteerd met een seksueel geperverteerde would-be schrijver, een moeras van mislukte huwelijken, terminale ziekte en persoonlijkheidsstoornissen trekt een spoor door het verhaal. Alles heeft de schrijfster ingezet om angst en verwarring te suggereren bij haar personages en de lezer in spanning te houden.

En werkt het? Een beetje. Een glazen huis waar je alles van elkaar dag en nacht ziet en hoort is op zichzelf een thrillerachtig gegeven. Toch wil de echte huiver maar niet komen. Dat komt voor een deel door de vele achtergrondinformatie en biografische feiten die Skov geeft, in de vorm van flashbacks die het verhaal voortdurend stilzetten. Skov is duidelijk een globetrotter, die graag namen, locaties en culturele ditjes en datjes van al haar reizen een plek in haar boek wil geven. Daarnaast kan zij het niet laten zo nu en dan een poging te doen literair te schrijven, wat soms tot potsierlijke metaforen leidt.

Wat moeten we met ‘ … haar jumpsuit omsloot haar lichaam als een omhelzing, die hij haar zo dolgraag wilde geven’. Of: ‘Zijn kleren lagen als een natte, modderige grafheuvel op de grond van de zielloze glazen kamer die hem was toegewezen.’ Enzovoorts. Het gestaag oplopende dodental, de kinderachtige verwijzingen naar enge dingen zoals een afhangend touw boven een stoel en grafstenen met namen van alle deelnemers – ze genereren niet het beoogde effect. En ook van de stijgende ontzetting van de bewoners raakt de lezer niet overtuigd. Het is namelijk niet genoeg om te schrijven dat iemand erg bang is of verbleekt. Of om iemand te laten zeggen hoe bang hij of zij is.

Te veel!

Show, don’t tell – dit is de oude wijsheid die elke verteller moet vasthouden. En voor Het glazen huis geldt bovendien ‘less is more’. Het is van alles teveel, te eng, te dik opgelegd. In het laatste hoofdstuk wordt de plot ook nog eens van A tot Z uitgelegd en krijgt de lezer informatie die wellicht al vermoed of geraden is. Kleine slordigheden in de vertaling zijn uw recensent ook niet ontgaan. Meeliften op het succes van de Scandinavische misdaadroman is mooi, maar laten we alsjeblieft de kwaliteit bewaken.