Film / Films

Een nieuwe dimensie aan doods

recensie: Resident Evil: Afterlife 3D

Hoe zat het ook al weer? Er was eens een videogame waar een film op werd gebaseerd. Daar kwam vervolgens een vervolg op, en nog een, en nu dus nu nóg een: Afterlife. En weer is er niets nieuws onder de zon: de aarde wordt nog steeds bevolkt door hordes zombies waarin heldin Alice (Milla Jovovich) en een handjevol anderen proberen te overleven. En nog steeds worden ze tegengewerkt door de boosaardige Umbrella Corporation.

óg een: Afterlife. En weer is er niets nieuws onder de zon: de aarde wordt nog steeds bevolkt door hordes zombies waarin heldin Alice (Milla Jovovich) en een handjevol anderen proberen te overleven. En nog steeds worden ze tegengewerkt door de boosaardige Umbrella Corporation.

~

Helemaal niets nieuws onder de zon? Nou vooruit: in de technologie is wel iets veranderd, want ook deze Resident Evil is ten prooi gevallen aan het 3D-virus dat in Hollywood rondwaart. Anders dan films die in 2D zijn opgenomen met het oog ze naar 3D om te zetten (Alice in Wonderland) of films die pas na de opnames even snel en slordig een extra dimensie kregen (Clash of the Titans), werd Afterlife opgenomen met dezelfde technologie die van Avatar een van de weinige echt overtuigende 3D-films tot nu toe maakten. Dat levert het nodige visueel spektakel op, maar geheel in lijn met de voorgangers is ook dit weer een gevalletje veel wol, weinig inhoud.

Gevangenis
Resident Evil: Afterlife
begint in Tokio (waar Alice en haar klonen een appeltje te schillen hebben met de Umbrella Corporation) en verplaatst zich via Alaska (waar zich een veilige gemeenschap zou moeten bevinden) naar een door zombies belegerd gevangeniscomplex in Los Angeles. Onder de overlevenden bevindt zich hier ook Chris Redfield, de broer van de nog immer presente Claire (Ali Larter). Chris wordt gespeeld door Wentworth Miller en dat is natuurlijk altijd handig, want hij wist in de serie Prison Break wel raad met het ontsnappen uit een penitentiaire inrichting.

~

De regie is net als bij de eerste film in handen van Paul W. S. Anderson (meneer Jovovich) en hij weet wel raad met gelikte actiescènes en (gewelds)explosies, waarbij hij dit keer veelvuldig gebruik maakt van super slow motion met behulp van een Phantom-camera. Helaas blijkt hij wel erg verliefd op dit speeltje, waardoor het effect al snel sleetse vormen begint aan te nemen. En net als in voorganger Extinction wordt ook hier weer schaamteloos leentjebuur gespeeld bij meer illustere films als Die Hard en vooral The Matrix.

Verhaaltechnisch blijft het ook nu een redelijk doods geheel waarbij de film zich van actiescène naar actiescène voortsleept. Het videodagboek van Alice is zelfs een pijnlijk goedkope en overbodige manier om het publiek de plot uit te leggen. De emotie die Jovovich hierin probeert te leggen, legt hierbij feilloos haar beperkte acteertalent bloot. Dat zij ondanks al haar ontberingen tot in de puntjes toe netjes opgemaakt blijft, zegt veel over de vorm die de makers boven de inhoud verkozen.