Film / Films

Goedgemutst realisme

recensie: Mundo grúa

Veel gebeurt er niet in Mundo grúa (vrij te vertalen als ‘Kranenwereld’). Debuterend regisseur Pablo Trapero geeft ons een kijkje in het leven van Rulo, een goedgemutste vijftiger met een buik van een snackbarhouder die steevast met een sjekkie in zijn mondhoek, van het ene bouwbaantje naar het andere hobbelt.

In de jaren zeventig was hij bassist in een succesvolle popband, nu slijt hij zijn dagen met zijn lamballerige zoon, een paar sjacherende vrienden en een verlegen kioskhoudster. Hij probeert hogerop te komen als kraanmachinist in een wereld waarin de baas zijn personeel uren laat wachten op beloofde lunch. Ondertussen tobt met zijn gezondheid. Zijn verzetjes: de planten op het dak en een roestig motorblok dat hij op de keukentafel heeft uitgestald.

Bouwkranen

~

In Rotterdam vonden ze het in 2000 niet alleen een Tiger Award waard, maar gooide Trapero ook nog eens hoge ogen bij de internationale filmcritici met ‘het sobere en coherente realisme waarmee de film de menselijkheid van de hoofdpersoon toont’. Daar is geen speld tussen te krijgen, want realistisch is de film inderdaad. In contrastrijk en soms korrelig zwart-wit zien we draaiende bouwkranen en bulldozers die niet zouden misstaan in een wederopbouwdocumentaire over de Rotterdamse haven. De dialogen zijn geloofwaardig, herkenbaar zelfs. Maar is het ook spannend om naar te kijken?

Nee, niet altijd. En dat is lastig toegeven, want er is zichtbaar nagedacht over Mundo grúa. Vorm en inhoud zijn zo op elkaar afgestemd dat je geen moment het idee hebt dat je naar een fictief verhaal zit te kijken. Luis Margani (Rulo) stond nooit eerder voor de camera, maar speelt (waarschijnlijk juist daarom) enorm naturel. En het is bewonderenswaardig dat Trapero ervoor gekozen heeft om de shots van nachtelijke straten en rommelige appartementen niet met de voor de hand liggende jazzmuziek te omlijsten.

Vrijblijvend
Trapero zet in op de lichtvoetige weemoed en brengt de uitzichtloosheid van de grootstedelijke Argentijnse onderklasse met liefde en aandacht in beeld. Niemand die op de bouwplaats verongelukt en van een tragisch liefdesverhaal is in de verste verte geen sprake. Mooi, ingehouden, maar het toont allemaal te vrijblijvend om je als kijker op het puntje van je stoel te houden.

Erg is dat niet, want Mundo grúa blijft gelukkig mijlenver uit de buurt bij de quasipoëtische pretentie die je niet zelden terugziet in onafhankelijke festivalfilms. De film geeft blijk van eigenzinnigheid en bleek de aftrap voor een omvangrijk oeuvre, waarvan Carancho (2010) als meest recente productie op het afgelopen IFFR draaide. Het is alleen de vraag of iedereen de ogen openhoudt bij dit uitgeklede portret van een kraanbestuurder.