Film / Films

Kleurloze horrorfranchise

recensie: Saw VI

Eigenlijk moet je de eerste vijf delen gezien hebben om iets van Saw VI te begrijpen. Als een soap borduurt het zesde deel van de sadistische serie voort op de ondoorgrondelijke acties van de moralistische seriemoordenaar Jigsaw. Zelfs nu hij dood is (of toch niet!?) blijven de bloederige spelletjes doorgaan.

~

Deze keer moet het verzekeringswezen het ontgelden. De boodschap ligt er metersdik bovenop: de zelfingenomen Dr. Easton beschikt als vicevoorzitter van een grote zorgverzekeraar over leven en dood, en dat hoort niet. Mensenlevens laten zich niet inpassen in wiskundige formules en economische modellen, dus – zo luidt de logica in de Saw-reeks – krijgen Easton en zijn collega’s een lesje voor hun kiezen.

Hoopje snot

Niets nieuws onder de grauwe zon in dit zesde deel. Via ruisende videotapes en grommende cassettebandjes wordt het lijdend voorwerp wegwijs gemaakt in de wondere wereld van het sadistische moordspel. En het is verbazingwekkend hoe snel ze het allemaal doorhebben. Maar de expliciete verminkingen lijken hun schokeffecten kwijt te zijn. Wie kijkt er na al die eerdere gapende vleeswonden, bloederige dilemma’s en krakende botbreuken nog op van een twintigvoudige zoutzuurinjectie die het lichaam sissend in een hoopje snot verandert?

~

Nadat de jonge Australische regisseur James Wan de wereld verraste met de eerste Saw-film, groeide het concept onder regisseur Darren Lynn Bousman (deel II, III en IV) uit tot een van de populairste horrorfranchises ooit. Nadien werd er telkens iemand uit de productiestal gepikt voor de vervolgregie. Het zesde deel kwam daarmee in handen van Kevin Greutert, die met deze film debuteert. Hij is overduidelijk niet vies van de nodige hoeveelheid goedkoop effectbejag en strooit overdadig met CSI-achtige inzoomkunsten, flitsende flashbacks en industriële geluidseffecten die de sfeer van Jigsaws martelkerkers moeten oproepen. Het werkt verschrikkelijk op de zenuwen.

Parodie

Onbedoeld wordt Saw VI bijna een parodie op zichzelf. Maar door de moraal, die er met mokerslagen wordt ingeslagen, verdampt elk komisch effect. Daar komt bij dat Greutert geen enkel personage weet te creëren waarmee je je als kijker identificeert. Jigsaw (Tobin Bell), die in halve hallucinaties van zijn hulpje en ex-vrouw zijn opwachting maakt als waakhond van het maatschappelijke welbevinden, is een drammerige en pretentieuze invalide. Zijn opvolger, detective Mark Hoffman (Costas Mandylor), is een megalomaan van bordkarton.

Het enige greintje menselijkheid – en dat is dan wel weer aardig – is terug te vinden in de gewetensloze verzekeringsagent. Als zijn zes collega’s op een carrousel geketend zijn en hij er maar twee mag redden, schreeuwen ze hem redenen toe waarom de rest geen recht op overleven heeft. Dat hij vervolgens de twee mooiste vrouwen een executie bespaart, doet de hele situatie alleen weer teniet. Willekeur is troef, ook in dit deel. Hoewel de schijn gewekt wordt van een geëngageerde aanklacht, gaan de principes hand in hand met een hypocriete onverschilligheid.