Film / Films

Grand ennui

recensie: Grand Prix (Special Edition)

De film Grand Prix (1966) was de ultieme jongensdroom van regisseur John Frankenheimer die een grote liefde had voor formule 1-races. En Grand Prix is een film die een bijna idiote vorm van bewondering koestert voor stoere mannen in snelle racewagens.

Grand Prix begint met fetisjistische close-ups van Formule 1-wagens net voor de race. Door middel van split screens en een snelle montage worden dynamiek en spanning gesuggereerd. De legendarische ontwerper Saul Bass (bekend van de titelsequenties van Hitchcocks Vertigo en North by Northwest) maakte deze openingssequentie die je voor ongeveer een minuut geboeid houdt. En daarna wordt er dus geracet.

~

Frankenheimer filmde mee tijdens echte formule 1-wedstrijden in Monaco en Zandvoort en de shots hebben daardoor iets authentieks op een retro jaren zestig manier. Maar het opmerkelijkste is dat deze technisch hoogstaande beeldenstorm je niet weet te raken. Als een filmische hommage aan snelheid is Grand Prix onvergefelijk langdradig.

Impotente pitstops

Naast de auto’s – eigenlijk de meest geloofwaardige sterren van deze film – zijn er nog de coureurs. Yves Montand en Antonio Sabato spelen Europese autocoureurs die Engels spreken met irritante continentale accentjes. Brian Bedford en James Garner zitten op compleet non-descripte wijze voornamelijk achter de sturen van hun wagens.

Verder is er nog Toshiro Mifune (bekend van zijn films met Akira Kurosawa) die een complete karikatuur neerzet als een Japanse magnaat. Met zijn oosterse wijsheden in langzaam Engels verkondigt hij tenenkrommende platitudes over de filosofie van het winnen en verliezen. De actrices in Grand Prix (een doelloze Eva Marie Saint en een mooie en lege Françoise Hardy) vervullen de rol van geïmponeerde dames die zich na de bewondering op geheel voorspelbare wijze zorgen gaan maken over de gevaren van het coureursbestaan.

~

Het zal de lezer na deze opsomming misschien niet verbazen dat de plotontwikkeling ronduit banaal en lachwekkend is. Frankenheimer probeert in Grand Prix van de coureurs moderne mythische helden te maken die met hun wagens een soort verlengstuk hebben van hun mannelijke potentie. Ze lijken vanuit dat perspectief voornamelijk interessant door datgene wat ze doen, terwijl hun karakters niet worden uitgediept. Daarnaast worden de coureurs gezien als een groep die elkaar respecteert vanuit een nobele fascinatie voor de sport. Er zijn geen echte rivaliteiten tussen de personages en daarmee is het belangrijkste en spannendste element van de race, de competitiedrang, vrijwel geëlimineerd uit het verhaal.

Soap en versnellingsbakken

Grand Prix heeft van Warner de luxe-dvd-behandeling gekregen. De film staat op twee dvd’s en er zijn in totaal 5 documentaires toegevoegd, voornamelijk voorzien van commentaar door verslaggevers van formule 1-wedstrijden. Zij maken nog eens duidelijk dat deze film door formule 1-fans de hemel in wordt geprezen door zijn realisme en respect voor de sport. Maar het is de vraag of deze doelgroep niet liever kijkt naar een echte wedstrijd in plaats van deze film die zijn verouderde racescènes afwisselt met pure soap.

Binnen Frankenheimers wisselende carrière is dit een gênant vanity project. Een film als de Manchurian Candidate (1962) werd gezien als een meesterwerk door zijn vernieuwende cinematografische methodes en zijn paranoïde behandeling van de koude oorlog. Ook met het minimale en ijzingwekkende Seconds, uit hetzelfde jaar als dit samenraapsel, toonde Frankenheimer zijn wispelturige kwaliteiten.

~

Maar het had natuurlijk erger gekund. Stel je voor dat Yves Montand en Françoise Hardy in liedjes waren uitgebarsten tijdens elke race. Zoals Elvis Presley in de racefilm Viva Las Vegas. Of misschien kun je Grand Prix wel vergelijken met Cannonbal Run minus de humor. Of als een soort Days of Thunder maar dan met geloofwaardige personages. Laten we het daar maar bij houden wat film en autoracen betreft.