Film / Films

Psychedelische cowboyfilm

recensie: Blueberry

Blueberry is een niet geheel geslaagde, maar bijzonder vreemde cowboyfilm, die helaas de bioscopen in ons land niet haalde. Deze peperdure productie is een gedurfd en compromisloos, eigenzinnig werk, met zijn deels in een Indiaanse taal gesproken dialogen en een grote hoeveelheid zwaar psychedelische scènes.

De Nederlandse Fransman Jan Kounen kent de filmliefhebber van zijn waanzinnige korte films (vorig jaar op DVD verschenen) en de vaak hysterische geweldsfilm Dobermann (1997), ook al met Franse superster Vincent Cassel in de titelrol. Met Blueberry, de langverwachte verfilming van de gelijknamige Franse strip van Jean-Michel Charlier en Jean Giraud (Moebius), neemt Kounen wat gas terug, hoewel zijn tweede speelfilm ook niet gespeend is van uitzinnige scènes. Het vage verhaal, dat in één grote flashback uit de doeken wordt gedaan, draait om een sheriff (Cassel) die tussen indianen opgroeide en te maken krijgt met zijn oude vijand Blount (Michael Madsen), die een berg zoekt om zich meester te maken van de geheimzinnige krachten die daar zouden heersen.

Geestverruimend

Kounen wist er een imposant internationaal gezelschap voor te strikken, waaronder naast Cassel en Madsen zichzelf, Juliette Lewis, inspirator Giraud, Ernest Borgnine en Colm Meany. De western waarin ze spelen is grotendeels conventioneel, en de de natuuropnames (in Mexico) zijn met ruim zwevende camerabeelden onweerstaanbaar mooi. Maar waar Blueberry afwijkt, en waar Kounen ook bijna de controle op zijn film verliest, is het feit dat een zeer groot gedeelte van de speeltijd gewijd wordt aan de consumptie van geestverruimende middelen, wat met behulp van sjieke maar overdadige CGI-effecten uitgebeeld wordt.

Overweldigend

Wanneer de rivalen met behulp van mysterieuze drankjes de strijd met elkaar aangaan, waarschuwen de Indianen nog, “Blijf binnen je lichaam!”. De film verandert dan namelijk in één grote hallucinante trip, wat van Blueberry een gewaagd en overweldigend schouwspel maakt, maar ook een halfbakken western met te veel computerbeelden. Aan deze scènes lagen ongetwijfeld Kounens eigen geestverruimende ervaringen in Zuid-Amerika ten grondslag, waar hij trouwens de documentaire D’autres Mondes over maakte. Hoe dan ook, de film is dankzij de bizarre structuur en Cassels ontoegankelijke vertolking enerzijds een kille, afstandelijke cowboyfilm, en anderzijds door de ellenlange tripscènes een onderdompeling in waanzinnige beelden geworden. Een bijzondere maar niet geheel geslaagde combinatie, die wel een curieus en daarom voor de liefhebber interessant geheel vormt.