Schimmige geldindustrie
.
Als je in vogelvlucht over de kust van Zuid-Spanje zou scheren, openbaart zich een ramp. Onbewoonde appartementencomplexen zover het oog strekt, aaneengeklonken door slingerende wegen en glooiend groene golfbanen. Een anomalie in het droge klimaat die jaarlijks net zoveel water kost als een stad van zestien miljoen inwoners nodig heeft. Zie hier de bittere vrucht van de vrije markt.
In Let’s Make Money (2008) brengt documentairemaker Erwin Wagenhofer de neoliberale fruitmand zorgvuldig in beeld. In Wagenhofers ogen schuilt achter elke rijpe kiwi of mango een ordinaire rotte appel en dat levert een vreemdsoortig evenwicht op. In Ghana wordt land opgeblazen om goud te winnen, maar de glimmende goudstaven die dat uiteindelijk oplevert verdwijnen achter de geruisloze tralies van een Zwitserse bank. Een Oostenrijkse zakenman die zijn fabriek in India inspecteert, klaagt over de stijgende loonkosten. Noord verdient aan Zuid en houdt de ongelijke machtsverhouding genadeloos in stand. ‘Wij moeten spelen zonder handschoenen en zonder bal. Is dat normaal?’ vraagt een Burkinese katoenverbouwer zich af.
Subtiliteit
Daar legt Wagenhofer nog een min of meer zichtbaar causaal verband. Troebeler wordt het wanneer Let’s Make Money overgaat op het jargon waarmee we inmiddels allemaal zo vagelijk bekend zijn. Hedge Funds, Private Equity Funds, investeringsbankiers. En juist hier toont de Oostenrijker zich een begaafd filmmaker. Op subtiele, essayistische wijze vestigt Wagenhofer je aandacht én blik op een uiterst invloedrijk financieel systeem dat zich grotendeels aan ons oog onttrekt — zoals hij dat eerder deed over de voedselindustrie in We Feed the World (2006).Wagenhofer voert enkele goed gekozen figuren op om zijn visie te ondersteunen. Zoals ontwikkelingseconoom John Christensen die, gezeten op de achterbank van een anonieme Londense taxi, door het hart van de financiële wereld zoeft. Onderwijl licht hij de Washingtonconsensus toe, het leerstuk van het neoliberalisme zoals dat in de jaren zeventig door het IMF en de Wereldbank werd gepromoot. ‘Regel een: vrij verkeer van kapitaal. Regel twee: afbouwen van handelsbeperkingen. Regel drie: verzwak de staat door belastinginkomsten te beperken. Regel vier: privatisering.’ En aldus deed de financiële dienstverlener zijn intrede.
Neoliberalisme
Inmiddels lijkt de Washingtonconsensus niet langer houdbaar. Maar als de huidige crisis iets duidelijk heeft gemaakt is het wel dat de gewone sterveling nauwelijks begrip heeft van wat er met zijn geld gebeurd. ‘Let your money work’, luidt het adagium van het neoliberalisme, maar voor wie eigenlijk? Let’s Make Money (van net voor de crisis) laat er geen misverstand over bestaan: er is een schimmige industrie ontstaan van financiële dienstverlening die volgens een bizarre eigen logica geld verdient. Op kosten van en uiteindelijk ten koste van de gemeenschap. Het risico wordt immers afgewenteld op de staat.
Terug naar de ontluisterende Spaanse kust (of ABN AMRO, of Goldman Sachs): daar manifesteert zich die logica in optima forma. En gek genoeg choqueren de appartementencomplexen nog meer dan de aasgieren die letterlijk boven Burkinese katoenplukkers cirkelen. Dit is toch een West-Europese democratie, dus: waarom gebeurt er niets? Waar blijft de lokale politiek? Tja, uitgeschakeld door het grootkapitaal. ‘Hoe lang kunnen we ons de rijken nog veroorloven?’ vraagt Wagenhofer zich af. Je zou haast zeggen: haal die oude sok maar weer onder het matras vandaan.