Film / Films

Kitschballet

recensie: Mao's Last Dancer

Een leuk uitje voor de plaatselijke balletschool de komende tijd: de vertoning van Mao’s Last Dancer, naar de autobiografie van topdanser Li Cunxin. Jammer dat de dansers in spé zich door zoveel kitsch moeten heen werken.

~

Li Cunxin is de trotse bezitter van het soort levensverhaal dat het goed doet in Hollywood. Op elfjarige leeftijd werd hij uit de schoolbanken geplukt om te worden opgeleid tot balletdanser. Het was 1972, en Li leerde dat de mensen in het Westen een vreselijk leven leidden, en dat hij Mao op zijn blote knieën mocht danken dat hij in China was geboren. Groot was dan ook zijn verbazing toen hij dankzij een uitwisselingsprogramma voor het eerst tussen de wolkenkrabbers in Houston, Texas, rondliep. De Verenigde Staten bevielen hem zo goed dat hij eigenlijk niet meer terugwilde naar de Volksrepubliek China. Dat was natuurlijk niet de bedoeling, en de Chinese autoriteiten zetten drastische middelen in om hem terug te krijgen.

Weinig subtiel

Over zijn vlucht naar de vrijheid schreef Cunxin, die inmiddels in Australië woont en in effecten handelt, de populaire autobiografie Mao’s Last Dancer. De verfilming van het boek springt heen en weer in de tijd, tussen zijn jonge jaren in een arm bergdorpje en de cultuurshock als hij stage loopt bij het Houston Ballet. Subtiliteit is  daarbij niet het sterkste punt. De Australische regisseur Bruce Beresford (Driving Miss Daisy, Double Jeopardy, ‘Breaker’ Morant) toont communistisch China als louter grauw en onderontwikkeld, terwijl kapitalistisch Amerika barst van de vrijheid en keuzemogelijkheden. In een gênante scène zegt iemand tegen Li dat hij een hekel heeft aan de president. Li kijkt om zich heen en fluistert: ‘Zo meteen hoort iemand je nog!’ Waarop de ander geruststellend zegt: ‘Li, dit is Amerika.’ Li zet grote ogen op.  

~

Ook pijnlijk is dat het steenkolenengels waarmee de danser in de VS arriveert hem wel in staat stelt om ingewikkelde zinnen te verstaan, maar niet om bijvoorbeeld de betekenis van het woord fantastic te begrijpen. De acteurs doen hun best, maar ze worden bedeeld met wel heel soapachtige teksten en dito acties. Gelukkig wordt er ook volop gedanst in de film. Weliswaar komt Li Cunxin zelf niet in beeld, maar zijn vertolker, Chi Cao, maakt ook indruk in de balletten. Jammer dat  Beresford het nodig vindt om de meest bijzondere bewegingen in slowmotion af te draaien, zodat de kitsch die toch al snel op de loer ligt bij klassiek ballet voortdurend de boventoon blijft voeren.

Aanzwellende violen

Aan het einde van Mao’s Last Dancer ziet Li zijn ouders na vele jaren terug. Het past alleen maar bij de stijl van de film dat het weerzien niet plaatsvindt in de intimiteit van de kleedkamer, maar op het podium, met duizenden toeschouwers die een traantje wegpinken. In een vergelijkbare scène komen Li en zijn vrouw Mary, eveneens danser, uiteindelijk aan in Li’s geboortedorp, waar ze ter plekke een dans uitvoeren. Toevallig heeft Mary haar balletschoentjes al aan. De dorpelingen, arm en onderontwikkeld als ze zijn, weten niet wat ze meemaken. Het is de kitsch ten top, mede dankzij de aanzwellende violen die Li bij zijn levenspad begeleiden. Een paar graadjes minder had het bijzondere verhaal meer recht gedaan.