Film / Films

Ontroerend subtiel

recensie: O'Horten

Bent Hamer doet met O’Horten wat hij met al zijn films doet: menselijke waardigheid tonen in banale, absurde en zelfs saaie situaties in de levens van onopmerkelijke personen. En hij slaagt er opnieuw in.

~

Wanneer treinmachinist Odd Horten na veertig jaar trouwe dienst met pensioen gaat, raakt hij de eenvoud en regelmaat van zijn dagelijkse bestaan kwijt. Wanneer hij mensen tegenkomt, kijkt hij van een afstandje toe; wanneer hij in aanraking met ze komt, laat hij zich door hen leiden. Zijn onbeholpen pogingen om zichzelf uit penibele situaties te redden, monden vaak uit in beschamende taferelen. Tegen het einde neemt hij het heft in eigen handen om, waarschijnlijk voor het eerst in zijn leven, iets te doen wat hij werkelijk wil doen.

Het knappe aan de film is dat geen enkel element in dit relaas de kijker opgedrongen wordt. Hamer toont in kalme, weinig beweeglijke shots hoe de man twijfelt over alles door het ontbreken van af te werken routines, de dingen laat gebeuren en zich geen raad weet met situaties en de mensen om zich heen. Hortens langzame transformatie wordt daarbij niet door een narratieve catharsis of een opdringerige soundtrack onderstreept, maar met subtiele hints geïllustreerd. Dit geldt ten eerste op het niveau van handelingen: Horten doet aan het einde van de film niets dramatisch, maar de kijker weet dat hij zijn leven een drastische wending heeft gegeven. Ten tweede op het niveau van montage: de trein die aan het begin nog veel te netjes een meter vóór het stootblok tot stilstand komt, knalt er in de slotscène vol tegenaan. Ten derde door het acteerwerk: de volle grijns die de man aan het einde trekt spreekt boekdelen, omdat het contrast met een met tegenzin opgetrokken mondhoek uit het begin van de film zo groot is.

Banale rituelen

~

Dat laatste is een voorbeeld van het sterkste element in de film. Niet alleen het narratief, maar ook Hortens innemende personage wordt bijna uitsluitend door geduldige observaties neergezet. We leren hem niet door acties, grote gebaren of dialogen kennen – pas op het einde komen we door een summiere monoloog nog iets concreets over hem te weten – maar door een paar terloopse hints. Bård Owes vertolking als de machinist is in dat opzicht perfect: hij speelt zo subtiel dat hij banale rituelen als het roken van een pijp betekenisvol weet te maken. Doodeenvoudige reacties, zoals plotselinge aarzeling bij het verkopen van zijn bootje en een nachtelijk bezoek aan een locomotiefopslag, worden door Owes acteerwerk en Hamers beheerste regie werkelijk ontroerend.

Slechts af en toe raakt de film een valse noot: een enkele visuele grap is te flauw om als banaliteit te werken, en de scènes waarin Horten met een oude excentriekeling optrekt, duren te lang. Dit doet echter weinig af aan de kwaliteit van de film, die zijn bescheiden ambities bereikt en naadloos aansluit op Hamers vorige drie. Bent Hamer wordt vaak vergeleken met zijn Scandinavische collega’s Roy Andersson en Aki Kaurismäki. O’Horten bewijst eens te meer dat die vergelijking faciel is. Hamer heeft de pretenties en de formalistische inslag van de Zweed niet, en vermijdt de gortdroge humor en de afstandelijke houding van de Fin. Zijn humor probeert nergens subversief te zijn en mikt evenmin direct op de lach; hij staat in dienst van het tonen van menselijke waardigheid. Hamers film is niet perfect, maar de regisseur opereert duidelijk in een eigen klasse.