8WEEKLY

De Rotterdamse Dansweek

Artikel: De Wereld van Willem

.

Er zijn van die weken dat je nét de tijd hebt om één boek te lezen, één film te kijken en dan heel snel een cd’tje te draaien omdat er weer zo nodig een festival bezocht moet worden. Dat was dit keer de Rotterdamse Dansweek: acht dagen lang choreografisch feesten, want een week duurt in onze stad nu eenmaal iets langer dan elders. Gelukkig maar, want met tien voorstellingen voor de boeg red je het anders niet. We konden zelfs ternauwernood de nieuwe productie van het Onafhankelijk Toneel bekijken, dat na hun subsidiestop een doorstart maakt in een oude opslagruimte met vijftig stoelen en een minimale technische uitrusting. Moedig. In een reeks van vier uitverkochte voorstellingen, presenteerde het OT zijn visie op The American Dream. “De droom komt binnen…” heette de eerste aflevering, want het wordt een serie. Dat belooft nu al een ironisch, sarcastisch en cynisch project te worden. Alleen al door de vorm: een ouwerwetse poppenkast, gebaseerd op de in de jaren vijftig populaire Amerikaanse tv-serie Kukla, Fran and Olly die poppen en acteurs samenbracht. De voorloper van de Muppet-Show zeg maar. Het OT nodigde steeds andere acteurs uit om met geënsceneerde readings tegenspel te bieden aan de poppen van Gerrit Timmers. Wij troffen het weer eens, met Marlies Heuer en de Vlaamse acteur Tom Struijf. Het was ronduit genieten. Van het benepen middleclass-sfeertje en van de absurdistische dialogen van Edward Albee, die het stuk schreef en daarvoor vrolijk leentjebuur speelde bij Ionesco. Dit najaar is de volgende aflevering en die willen we zeker niet missen.  

Maar toen moest er toch gedanst worden, te beginnen met The Dog Days Are Over van de jonge Vlaamse choreograaf Jan Martens. Ik had ergens al eens opgemerkt – naar aanleiding van Oostpools Spectaculaire Voorstelling en Schwalbes massale rondedans – dat het minimalisme weer helemaal terug is in de kunstwereld. Hoe kon ik het zo bedenken? In Martens’ choreografie staan acht dansers op een rij kleine sprongetjes te maken, minuten lang. Opeens worden er, al huppend, figuren gevormd: cirkels, diagonalen en vierkanten, die vervolgens uiteenspatten om drie huppels verder weer andere patronen te worden. Het Nieuwe Volksdansen zou je het met enig gevoel voor ironie kunnen noemen. Adembenemend, vooral omdat de enige begeleiding gevormd wordt door het synchrone geluid van zestien gymschoenen op een dansvloer. Zó fascinerend en hypnotiserend dat als halverwege de voorstelling een gitaaruitvoering van Bachs Partita opklinkt, je weer blij bent als die voorbij is. Zelden heb ik zo’n bezwerende en spectaculaire voorstelling – dankjewel Oostpool – gezien.

Dat vonden bezoekers aan de Brusselse groep Rosas van Anne Teresa de Keersemaeker, zo’n dertig jaar geleden, ook. Van de ene dag op de andere werd deze groep een hype in de danswereld, door hun vernieuwende choreografieën en door het consequent doorgevoerde idee van danseresjes in zwarte jurkjes en het dansen in vierkantjes. Het zou nu als gedateerd worden afgedaan, maar toen was het verfrissend. Leuk om die vroege werken van Rosas nog een keer terug te zien. Met Bartok/Mikrokosmos bracht Rosas twee choreografieën: een duet op korte pianostukken van Béla Bartók en vier danseressen op zijn strijkkwartet Quartor No.4. En ja hoor, ze waren er weer, de jurkjes. Ze zwierden en zwaaiden in de verhalende stukken over pubermeisjes op de rand van volwassenheid. Nu hoeft dat voor mij nooit zo erg, die dansverhaaltjes, maar hier krijgen ze iets aandoenlijks. Los van de torenhoge artistieke kwaliteiten natuurlijk.

Tenslotte was er de Nanine Linning Dance Company, zo langzamerhand dé danssensatie van het moment. Wat deze vanuit Heidelberg opererende ex-Scapinochoreografe met Zero tot stand bracht, grenst aan het ongelofelijke. Zero integreert zo ongeveer alle mogelijke kunstvormen: dans uiteraard, maar ook beeldende kunst, lichtontwerp, filmbeelden, installaties, eigentijdse muziek (van onder andere Pärt en Glass) en kledingdesign. Linnings vaste kostuumontwerpster Iris van Herpen creeërde voor de dansers een aantal pakken met museale potenties. Niet vreemd dat een aantal van haar ontwerpen zijn opgenomen in de kunstcollectie van het New Yorkse MoMA, maar dat terzijde. Belangrijker is dat het buitengewoon beeldend theater is, waarin dans, muziek en maskers een duistere dreiging oproepen die langzaam overgaat in een poëtisch slot. Zero gaat over de Apocalyps, ontsnappen en wedergeboorte, maar is bovenal enerverend totaaltheater zoals je het zelden ziet.