Boeken / Non-fictie

De grip van roem

recensie: Terug uit de witte hel. Hoe poolreiziger Sjef van Dongen een nationale held werd

Hoe worden helden gemaakt? Over die vraag heeft Adwin de Kluyver Terug uit de witte hel geschreven: de twintiger Sjef van Dongen verblijft jarenlang op Spitsbergen, gaat in 1928 op een vruchteloze en levensgevaarlijke reddingstocht, en tóch wordt hij een held. Wat betekent dat?

Als eerste valt op dat Sjef van Dongen, zo’n gewone Nederlandse jongen, niet alleen eind jaren twintig en begin jaren dertig van de vorige eeuw volop in de belangstelling stond. Ook recent zingt zijn naam weer rond. De Kluyvers boek is dan ook de laatste publicatie in een rij over Sjef van Dongen: in 2008 verzorgde hij al twee radio-uitzendingen over de ramp met de zeppelin Italia boven de Noordpool, de zeppelin die de aanleiding vormde voor Van Dongens tocht de witte hel in, in 2014 maakte Frans Mouws een documentaire en eerder dit jaar verscheen een ander boek over Sjef van Dongen. Het roept de vraag op wat ons anno 2016 in deze poolheld aantrekt. (Maar dat is een ander boek.)

In Terug uit de witte hel is Adwin de Kluyver niet alleen geïnteresseerd in Sjef van Dongen en zijn ontberingen in het hoge noorden. Hoewel dat verhaal de rode draad in het boek vormt, schildert De Kluyver een breder doek. Zo heeft hij ook een beknopte cultuurgeschiedenis van het poolreizen willen schrijven. Een ander element, dat vooral de tweede helft van het boek beslaat, is Van Dongens leven na het verkrijgen van zijn faam als poolreiziger.

In Barentsburg

In 1922 trekken Van Dongens ouders met hun jonge gezin naar Barentsburg op Spitsbergen, dat officieel bij Noorwegen hoort, maar waar een allegaartje van landen de koolwinning verzorgt. Nespico, het bedrijf dat namens Nederland de mijnen beheert, gaat kort daarna failliet. Sjef van Dongen blijft achter om de voorraden te bewaken totdat er officieel een einde komt aan de hele onderneming. Het leven, vooral ’s winters, is donker en saai: daarom is de komst van het Italiaanse luchtschip Italia in het voorjaar van 1928 zo fijn voor Sjef en de andere bewoners van Barentsburg.

De Italia vaart door naar de Noordpool, gooit daar namens de paus een kruis naar beneden en keert om. Het raakt echter in problemen en stort op het ijs. Hierop spoedden zo’n twee dozijn reddingsexpedities zich naar de rampplek, onder wie Sjef van Dongen met kompanen en sleehonden.

De details van die tocht zijn smeuïg, maar De Kluyvers kracht ligt in het schetsen van het bredere beeld. Om enkele lijntjes te noemen: de Noren hebben een enorme hekel aan de Italianen, omdat hun held Roald Amundsen is omgekomen tijdens een reddingspoging van dezelfde man die nu ook weer aan boord is. Het redden is überhaupt een nationalistische bedoening, waarbij elk land “eigen” mensen stuurt; en na thuiskomst in Nederland zal er veel te doen zijn om het feit dat Sjef een aantal van zijn sledehonden heeft moeten opeten.

Roem komt en gaat

Wat er na die thuiskomst gebeurt is voor de hedendaagse lezer ongekend – en daarom zo intrigerend. Waar De Kluyver niet altijd de juiste balans weet te vinden met zijn gecombineerde geschiedenis van Sjefs reis en poolreizen in het algemeen, kent Terug uit de witte hel later een urgentie, een grote stuwende kracht. Van Dongen schrijft, met behulp van een ghost-writer, de hoofdredacteur van weekblad Het Leven die ook voor zichzelf geld in het verschiet zag, twee boeken en geeft vele, vele lezingen. Maar het normale leven oppakken wanneer al die gekte voorbij is, blijkt nog niet zo makkelijk.

De Kluyver zet de Sjef van Dongen van de jaren dertig en veertig neer als iemand die uit alle macht de controle over zijn leven probeert te krijgen. Hij raakt kort betrokken bij het Nederlandse fascisme, speelt een rol van onduidelijke grootte tijdens de Tweede Wereldoorlog en raakt vanaf 1945 betrokken bij de lokale, regionale en landelijke politiek. In de keurige naoorlogse Tweede Kamer is hij een beetje een buitenbeentje: zo’n bekend iemand, wat moet die erbij?

Daarmee is Terug uit de witte hel een goed verzorgd boek over hoe roem plotseling kan komen, en net zo makkelijk weer kan verwaaien. De Kluyver schetst met verve hoe Van Dongens leven na 1928 voor altijd gevormd zal zijn door een mislukte reddingsoperatie. In de huidige Van Dongen-mania valt dit boek daardoor op.