Boeken / Fictie

Dorre grond

recensie: Yasar Kemal - Kleine Memed (vert. Margreet Dorleijn)

Kleine Memed, ruim vijftig jaar na oorspronkelijke verschijning vertaald, is een flinke en epische roman van de Turkse meester Yașar Kemal. Het is ook een te lange en soms zelfs saaie roman.

Kleine Memed groeit op in een dorpje in het oosten van Turkije. De mensen zijn er arm, net als de grond. Memeds dorpje wordt samen met vier anderen door Abdi Agha geregeerd, een meedogenloos schurkachtig heerser. Samen met zijn verloofde Hatçe bezoekt hij op een dag een nabijgelegen stadje en dan ontkiemt het plan: hij wil weg uit het dorp, naar de stad – naar Istanbul misschien wel!

Wanneer Memed per ongeluk Abdi Agha verwondt en diens neef doodschiet, moet hij vluchten. Hij wordt een rover en komt in de schimmige wereld der bandieten. Memed is een natuurlijk leider, maar zijn nieuwe leefwereld is hard en hij moet zichzelf telkens weer bewijzen. Hij keert nog vaak terug naar zijn dorp om Abdi Agha te vinden en te vermoorden, en om Hatçe (beschuldigd voor de moord op de neef) uit de gevangenis te krijgen.

Soepel en vloeiend

Het kost Kemal weinig moeite zijn lezers het verhaal in te trekken: zijn taal is beeldend en krachtig. Vooral in landschapsbeschrijvingen is hij bedreven, neem deze passage:

De blauwdistel gedijt op slechte, dorre grond als de beste. Grond zo wit als witte kaas. Grond waarop geen gras wil groeien, geen boom, zelfs geen wilde vijg. Op zulke grond tiert de blauwdistel welig en woekert lustig door.

Er zit iets naïefs, iets simpels in Kemals taal – waarmee hij aansluiting zoekt (en vindt) bij zijn eenvoudige boerenpersonages. Er is ook een sterk ritme in deze stukken, dankzij of misschien ondanks de simpele taal. Margreet Dorleijn, die eerder onder meer romans van bijvoorbeeld Orhan Pamuk, Oğuz Atay en Halid Ziya Uşaklıgil uitstekend vertaalde, is ook hier weer in topvorm en weet soepel en vloeiend Nederlands te creëren.

Oppervlakkig

Problematischer is echter het verhaal. In de tocht, ja, haast de queeste van Memed om zijn eer te herstellen en het recht te doen gelden verlies je al snel je interesse. Memed is een eervolle jongen, waardoor hij de vele gelegenheden die zich voordoen om Abdi Agha onschadelijk te maken, uit te schakelen zelfs, niet benut. Liever doodt Memed niet. Dat hij liever niet over één nacht ijs gaat, is prima, maar zo gaat het verhaal wel erg lang door.

Kleine Memed hobbelt dan door van schietpartij naar schietpartij – de kogels vliegen niet alleen de personages, maar ook de lezer om te oren. Wanneer Memed dierbaren verliest, doet het hem dat lange tijd niks; wanneer hij dan over hun dood nadenkt, is het alsnog maar kort en van weinig waarde. Het landschap van de roman verandert er niet essentieel door.

Over de gehele breedte zijn de personages emotioneel nogal vlak en beperkt. Abdi Agha is een soort stripslechterik: altijd boos, altijd kwaadaardig, zonder een greintje sympathie. Ook andere personages worden door één emotie gedreven. Ze zijn eendimensionaal.

Beter verteld

Kleine Memed werkt waarschijnlijk het beste als een verteld verhaal, als orale literatuur. Dan biedt de zoveelste schietpartij houvast, dan wordt de zwart-witte karakterisering een manier om personages uit elkaar te houden. Op papier is het verteltempo echter te laag en de roman te lang.