Alles van Elsschot
Wie zichzelf het predikaat ‘belezen’ wil geven, zal toch van tenminste enkele schrijvers het volledige werk gelezen moeten hebben. Alleen na het doorspitten van alle letters die een schrijver op papier heeft gezet, kun je immers iets zinnigs zeggen over het werk, de schrijver en de ontwikkelingen. Het volledige werk is meestal veel. Gelukkig valt het Verzameld werk van Willem Elsschot wel te behappen, want het telt maar iets meer dan 750 bladzijden. Een mooi project voor de kerstvakantie.
Uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep heeft Elsschot waardig uitgegeven in hun Gouden Reeks. Het is een kritische editie, wat betekent dat de spelling gemoderniseerd is en fouten zijn weggewerkt. Bij elk verhaal is bovendien een treffende illustratie van Peter van Hugten afgedrukt. Het mooie papier, een stofomslag en een goudkleurige cassette maken van het Verzameld werk een pronkstuk voor in je boekenkast.
Kaas |
Maar het gaat natuurlijk om de inhoud. Velen hebben op de middelbare school weleens wat van Elsschot gelezen, want zijn boekjes zijn lekker dun en niet al te moeilijk. Maar daarmee doe je de schrijver geen recht. Pas wanneer je begint bij Villa des Roses uit 1910 en je in 1947 eindigt bij zijn laatste gepubliceerde gedicht, krijg je een echt beeld van de kwaliteiten van Elsschot. Zijn thematiek en schrijfstijl laten zich niet in één novelle vangen.
Zakelijk en menselijk
Lijmen/Het been en Kaas zijn de bekendste boeken van de Vlaming, en die werken ademen een schitterend cynisme uit. In beide boeken laat een gewone man zich strikken in de netten van het kapitalisme: tegen wil en dank wordt hij een handelaar, een zakenman die alleen op geld uit zou moeten zijn. Zou moeten zijn, want het is duidelijk dat Laarmans – zoals de hoofdpersoon in bijna alle boeken van Elsschot heet – geen zakenman is en eigenlijk veel liever ongecompliceerd kantoorwerk doet, zonder verantwoordelijkheid en, belangrijker: zonder de genadeloosheid die bij een koopman hoort die geld wil verdienen. Maar omdat de ik-persoon zichzelf toch dwingt hard te zijn, krijgen we als lezer een adembenemend uitzicht op de kloof tussen het cynisme van de kapitalist en de zachte meelevendheid van de gewone man.
Tsjip |
Dat cynisme komt ook in Elsschots andere novelles naar voren, maar telkens met een iets andere invalshoek en met geleidelijk aan meer warmte en vrede. In Een ontgoocheling gaat de hoofdpersoon nog ten onder aan zijn streven zakelijk te zijn, in Kaas constateert hij gelaten: “Immers, ik ben nu geen koopman meer.” In Het tankschip zit er zowaar een mogelijk succes in het open einde: “En het kapitalisme heeft toch ook zijn goede kant, is ’t waar of niet?”
Daarnaast zorgen de novelles die minder over zaken en meer over familie gaan, voor een beter beeld op die kloof tussen geldzucht en medeleven. In Tsjip, De Leeuwentemmer en Pensioen krijgen we de andere en tegelijk dezelfde kant te zien van de handelaar tegen wil en dank: ook thuis kan Laarmans niet handelen. Hij is iemand die alleen optreedt als zijn familie dat van hem verlangt. Met fijne pen tekent Elsschot het gebrek aan daadkracht, maar met het grote verschil dat de huiselijke Laarmans vrede heeft met zijn rol als buitenstaander. Hoewel hij zich telkens weer genoodzaakt ziet om mee te doen aan het grote circus van de zakelijke markt, is hij binnen zijn gezin tevreden met zijn positie aan de zijlijn.
Ontroering
Slechts één keer in het hele verzamelde werk van Elsschot ontvlamt er bij die eeuwige bankzitter een enthousiast laaiend vuur, en juist omdat je het hier tegenkomt tussen al die andere verhalen van kalme mislukking, krijgt het extra betekenis. Aan het einde van Tsjip spreekt Laarmans zijn pasgeboren kleinzoon toe:
Langs de baan zal ik hem onderrichten: dat hij veel doen moet van wat ik heb nagelaten en veel nalaten van wat ik heb gedaan; dat hij de gevulde hand moet afstoten; dat hij niet bukken mag voor ’t geweld, juichen noch rouwen op bevel van de machthebbers.
Het is het enige moment in het boek waarop Laarmans een waarlijk sterke man is die de hele wereld aankan, en het is ontroerend om te zien dat de aanleiding daarvoor allerminst zakelijk is.
Tsjip is dan ook het beste boek van Elsschot, met het ‘vervolg’ De leeuwentemmer en het vlijmscherpe maar heerlijk droge Pensioen op een gedeelde tweede plaats. Maar eigenlijk zijn alle novelles goed en is het onzin een nummering aan te brengen. Alleen de gedichten, die helemaal achterin het boek staan, vallen een beetje uit de toon na al het schitterende, aardse proza. De Verzen zijn soms wat al te plechtstatig en verheven, maar ook deze gaan over mensen die het leven niet (meer) de baas zijn: ‘Tot den arme’, ‘De bedelaar’ en ‘Van der Lubbe’ (over het proces tegen Marinus van der Lubbe, die in 1934 het Duitse parlementsgebouw in brand stak) zijn titels die op zichzelf al genoeg zeggen.
Making of
Een bijzonder element in Elsschots Verzameld werk tenslotte is de gelegenheid die de lezer krijgt om op eigen houtje aan literaire tekstinterpretatie te gaan doen. Bij Kaas en Tsjip heeft Elsschot een soort making of geschreven: die bij Kaas is wat abstract en gaat over de opbouw van een goed verhaal, verpakt in de metafoor van een strakblauwe lucht die langzaam maar zeker vol ‘wolkgevaarten’ raakt. Bij Tsjip beschrijft Laarmans (want hij is de ik-figuur) gedetailleerd hoe hij heeft zitten wikken en wegen bij de totstandkoming van de zinnen van de inleiding. Deze twee blikken achter de schermen, plus interessante, maar beknopte aantekeningen bij elk verhaal, maken dat je na het Verzameld werk niet alleen alles gelezen hebt van Elsschot, maar dat je ook alles over zijn verhalen weet.