Boeken / Non-fictie

Weemoed van een stervende denker

recensie: Tony Judt (vert. Wybrand Scheffers) - De geheugenhut

Ergens in de De geheugenhut, een bundeling zeer persoonlijke essays, schrijft Tony Judt (1948-2010): ‘Nostalgie is een buitengewoon bevredigend tweede huis’. De Brits-Amerikaanse historicus schreef de stukken om tegen het einde van zijn leven de balans op te maken. Ze zijn soms polemisch en soms beschouwend, maar altijd met een vederlicht gevoel van heimwee.

Judt stierf in augustus 2010 na een lang ziekbed. Hij leed aan ALS, beter bekend als de ziekte van Lou Gehrig, een neurologische aandoening die alle spieren in het lichaam langzaam maar zeker uitschakelt. Het begint met het moeizaam kunnen bewegen van vingers of tenen en eindigt onvermijdelijk met een totale verlamming. ‘In feite komt ALS neer op steeds strengere gevangenschap zonder kans op vervroegde vrijlating,’ aldus Judt in ‘Nacht’, het essay waarin hij op indrukwekkende wijze de confrontatie met zijn ziekte aangaat. 

Vanaf het moment dat hij ’s nachts, volledig verlamd, aan zijn bed gekluisterd is, keert hij in gedachten terug naar een klein familiehotel in Zwitserland. Zoals getrainde geheugenartiesten in hun hoofd paleizen bouwen om ervaringen tot in de kleinste details op te slaan, zo dwaalt Judt iedere nacht door het chalet waar hij als kind ooit een vakantie doorbracht. Hij ordent gedachten en herinneringen in de verschillende kamers, om ze de volgende dag gemakkelijk weer op te halen en te dicteren. Het resultaat is een verzameling kleine verhandelingen waarin weemoed en levenskracht elkaar in evenwicht houden.

Sociaaldemocraat


In 2010 publiceerde Judt het veelbesproken Ill fares the land, in Nederland verschenen onder de minder poëtische titel Het land is moe. In dat boek deed hij een laatste poging de van haar glans beroofde traditie van de sociaaldemocratie in ere te herstellen. Een onmogelijke opgave, zeker in Amerika, waar sociaaldemocratie door velen altijd argwanend is gezien als ‘socialism light’. In Europa vond hij wel een luisterend oor. Het boek werd door de Nederlandse uitgever zelfs naar alle leden van de Tweede Kamer gestuurd. Ill Fares the Land kreeg veel bijval, ook omdat de publicatie samenviel met de kredietcrisis, die tekortkomingen van het kapitalisme bloot leek te leggen. Sommige critici bestempelden het boek echter als ‘nostalgie’, en Judts ideeën als ‘niet meer van deze tijd’.

Als Ill Fares the Land het testament was van de publieke intellectueel en sociaaldemocraat in hart en nieren, dan is De geheugenhut het testament van de mens Judt.

Wat ik de laatste tijd schrijf is veel inductiever. De waarde bestaat uit het ten diepste impressionistische effect ervan, namelijk de mate van succes waarmee ik het particuliere en het openbare, het beredeneerde en het intuïtieve, het herinnerde en het gevoelde aan elkaar heb gekoppeld en met elkaar heb verweven.

De vijfentwintig stukken omspannen samen, wat betreft in plaatsen van handeling, onderwerpen en tijdsgewrichten, zijn hele leven. Van herinneringen aan zijn jeugd in Londen tot zijn midlifecrisis in New York (die hij te lijf ging met een scheiding en een talenstudie), en van zijn liefde voor het openbaar vervoer tot zijn worsteling met de hedendaagse obsessie met eenduidige identiteiten.

Het algemeen belang

Het beeld dat oprijst uit de essays is dat van een intellectuele einzelgänger, maar wel een die constant op zoek is naar gemeenschap. Overal is Judts neiging het algemeen belang voorop te stellen, terug te vinden. Of het nu de spoorwegen zijn, de naoorlogse verzorgingsstaat, het nut van openbare scholen en meritocratische instellingen voor hoger onderwijs, Judt zingt constant de lof van ‘het publieke’. Het zijn de dingen waar hij als jongen van eenvoudige komaf van kon profiteren en waarvan hij het verval waarneemt. Hij strijdt voor hun behoud, want noblesse oblige.

Bij dat ‘adeldom verplicht’ maakt hij wel een kanttekening. Voor zijn generatie was het volgens hem gemakkelijk te kiezen voor een publieke carrière:

Alles leek mogelijk: in tegenstelling tot jongeren van nu hebben we er nooit aan getwijfeld dat er interessant werk voor ons in het verschiet lag, en dus hadden we nooit de aanvechting onze tijd te verdoen met iets vernederends als een opleiding bedrijfskunde.

Messcherpe cultuurkritiek en heimwee naar vervlogen tijden ineen. Judt heeft een indrukwekkende gave: inlevingsvermogen in de tijd. Hij is in staat de weemoed van iemand die de dood met rasse schreden ziet naderen tastbaar te maken. De warmte straalt van zijn herinneringen af, zonder dat hij deze ooit echt overdrijft. Het is het subtiele verschil tussen weemoed en nostalgie. Hij was een scherpe en radicaal onafhankelijke geest, tot aan het einde, maar wel een die door had dat mensen uiteindelijk afhankelijk van elkaar zijn. De eeuwige geldigheid van die kennis is misschien vanzelfsprekend, maar de idee heeft met Judts dood ontegenzeggelijk een van haar meest erudiete en innemende verkondigers verloren.