Boeken / Non-fictie

Bijlezen over hulp

recensie: Tobias Reijngoud - Ontwikkelingshulp in 2 uur en 53 minuten

Wat de gevaarlijkste plek in Afrika is? Tussen een tv-camera en een ontwikkelingshelper! Over ontwikkelingssamenwerking heeft iedereen, al dan niet gefundeerd, een mening. Met Ontwikkelingshulp in 2 uur en 53 minuten biedt journalist Reijngoud de mogelijkheid om binnen 3 uur bij te lezen met een boekje over de laatste stand van zaken over dit onderwerp.

In het boek worden korte passages met een hoge informatiedichtheid doorspekt met bronnen, citaten en een enkele grafiek of tabel. De eerste 80 pagina’s behandelen de voors en tegens van hulp aan de Derde wereld. Daarna volgen twee hoofdstukken over ontwikkelingen in het recente verleden en de nabije toekomst. Alle moderne begrippen zoals ‘ownership’, ‘civil society’ en ‘poverty reduction strategy papers’ komen voorbij.  En dan is het al weer tijd voor het nawerk bestaande uit overzichten van boeken, hulporganisaties, links en adressen.

ICCO

Tobias Reijngoud
Tobias Reijngoud

Tobias Reijngoud is freelance journalist en bekend met dit terrein. Onder meer voor NRC HandelsbladDe Groene Amsterdammer en Africa Magazine publiceert hij over ontwikkelingssamenwerking, Afrika, Azië, klimaatvraagstukken en economie. Eind dit jaar verschijnt zijn volgende boek, Het nieuwe bankieren over de Triodos Bank.

Ontwikkelingshulp in 2 uur en 53 minuten is tot stand gekomen met steun van de organisatie voor ontwikkelingssamenwerking ICCO. Gezien de ruime aandacht voor kritiek, was dit duidelijk niet om een standpunt uit te dragen, maar om de discussie te bevorderen. Omdat het vooral een overzicht van recente informatie is, ontbreekt een duidelijke conclusie. Na alle kritiek in de eerste hoofdstukken volgt er geen hoofdstuk dat de twijfels omtrent ontwikkelingssamenwerking weghaalt of dat aangeeft hoe effectieve hulp er in de toekomst uit zou kunnen zien.

Sexy

Reijngoud geeft geen antwoord op de vraag waarom ontwikkelingshulp nog geboden wordt. Hulp waarvan tien procent de doelgroep bereikt, terwijl het dubbele terecht komt bij de kleptocratie die de problemen alleen maar in stand wil houden. Ook staat er in het boek geen oplossing voor de ‘ramp na de ramp’, waarmee verwezen wordt naar de enorme versnippering in hulpverlenersland. Na een catastrofe werken honderden organisaties langs elkaar heen en vechten om de sexy klussen zoals weeshuizen en scholen, omdat dat mooie plaatjes oplevert voor de media en de achterban. Zo ontvangt Vietnam elke dag drie buitenlandse hulpmissies en in Ghana alleen al zijn 240 Nederlandse hulporganisaties actief. Niet voor niets is ontwikkelingshulp de enige branche waar niet gefuseerd wordt; het eigenbelang is groter dan de schaalvoordelen.

Bijna klinkt er iets van oplossingen door als het gaat om externe factoren. Het terugdringen van corruptie, verminderen van westerse landbouwsubsidies voor de eigen boeren (in westerse landen vele malen het budget van ontwikkelingssamenwerking) en verminderen van de onevenredig hoge importbelasting op goederen uit arme landen. Maar telkens als een stellingname verwacht kan worden, komt die niet. Dat geeft meteen de kracht van deze publicatie aan: gegevens en opinies worden aangereikt, zodat de lezer zelf een conclusie kan trekken.