Boeken / Non-fictie

Boekenweekessay: een jubileumboek als goudmijn

recensie: Titaantjes waren we

75 auteurs schreven op uitnodiging van de CPNB een brief aan hun jongere ik. Het resultaat is bijeengebracht in Titaantjes waren we, een bijzondere uitgave van het Boekenweekessay, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Boekenweek. Tips over je kapsel en huiveringwekkende visioenen: het is er allemaal in terug te vinden.

De 75 schrijvers uit Nederland en België vormen samen een mooie staalkaart van de Nederlandse letteren, van columnisten tot oeuvrebouwers. Dit levert natuurlijk niet 75 briljante brieven op (wat een luxe zou dat zijn!), maar wel een fijn bladerboek waarmee je de tijd tot de volgende Boekenweek goed doorkomt.

Vooral doorgaan
Wat zou je je jongere ik willen meegeven van de kennis die je nu bezit? Het is een open vraag die veel dezelfde antwoorden oplevert, namelijk: niets. Of: vooral doorgaan, alles komt goed. Er rijst een archetype van de schrijver uit op. Die was als kind eenkennig, had niet veel vriendjes maar wel gekke kleren, hield zielsveel van lezen en produceerde zijn eerste gedichtjes en verhaaltjes al op de lagere school. Vaak is het eerste inzicht in de menselijke eenzaamheid hem of haar al op de kleuterschool overvallen. Zal dat ooit goed komen? Ja, stelt de oudere gerust, alles komt goed. Alleen al het feit dat ik nu deze brief schrijf, op uitnodiging, zegt genoeg.

~

Dat, zoveel mag duidelijk zijn, zijn de minder interessante brieven. Gelukkig variëren veel schrijvers op hetzelfde thema. Sommigen op een grappige manier. Arthur Japin die zijn ik toebijt: ‘Wat dacht je, op school kotsen ze me uit, laat ik mijn populariteit eens opschroeven door op ballet te gaan?’ Herman Koch laat een oud-klasgenote aan het woord die hem juist zijn populariteit en arrogantie verwijt. Dat hij ooit beroemd zou worden, ja, dat zat er toen al in. Wat ervan waar is weten we niet. Maar wie naar het fotokatern in het midden van het boek bladert, stuit op een pasfoto van de jonge god Herman Koch, die als een Jim Morrison met Alexander de Grote-kapsel in de camera loert. Wie had dat gedacht.

Brillenwinkel
De meeste indruk maken de auteurs die de opdracht bloedserieus hebben genomen. Want wat zou je werkelijk tegen je jongere ik zeggen als je de kans kreeg? Dat is niet niks. Gerrit Komrij: ‘Briljante jongen, op weg naar het niets. (…) De literatuur is een doodlopende straat.’ Vooruit, hij eindigt met: ‘Begin een brillenwinkel.’ Dan Adriaan van Dis. Hij schreef een van de kortste en indrukwekkendste brieven met een duister visioen, dat nog dagenlang een huivering langs mijn ruggengraat trok. Dan dacht ik gauw weer aan Aaf Brandt Corstius, die een heerlijk vraag-en-antwoord-spel bedrijft. ‘Nog iets: pas laat in je leven zul je ontdekken welk kapsel bij je hoofd past.’

De brieven in Titaantjes waren we zijn gealfabetiseerd op voornaam, zoals kinderen dat zouden doen. Dat gezegd hebbende, blijkt uit bovenstaande hoe je het boek níet moet lezen: na Aaf, Adriaan en Arthur, kwamen Gerrit en Herman nog aan, maar daarna verslapte aandacht en werden Jan tot en met Willem steeds meer een herhaling van zetten. Dat komt niet door de brieven van Jan en Willem senior, maar door de overdaad. Doe het rustig aan en je hebt een Boekenweekessay om een jaar lang plezier aan te beleven.