Boeken / Fictie

Onsympathieke kameleon

recensie: Sofi Oksanen (vert. Marja-Leena Hellings) - Als de duiven verdwijnen

Edgar is nooit erg geschikt geweest als militair, maar hem wordt ‘veel vergeven omdat hij goed van de tongriem gesneden was’. Hij kan elke situatie goedpraten en weet ook steeds bij de juiste mensen in een goed blaadje te komen. Of dat nou Russen of Duitsers zijn, hij weet zich als een kameleon steeds aan te passen. Dat hij daarom nooit echte vriendschappen of relaties zal hebben, lijkt hem niet te deren. Het komt hem eigenlijk wel goed uit, want zo hoeft hij nooit iets uit te leggen.

De neven Edgar en Roland zijn trotse Estse jongemannen en vechten in de jaren dertig tegen de Russische overheersing in hun land. Als de Duitsers Estland bevrijden van het bolsjewisme, is de vreugde groot. Voor Edgar is er geen twijfel mogelijk, ze moeten zich aansluiten bij het Duitse leger. Roland wil echter blijven strijden voor een onafhankelijk Estland en verdwijnt van de radar.

Edgar verduitst zijn naam en verhult zijn achtergrond, alles om aan een goede functie te komen. Hij noemt zich vanaf dat moment niet meer Edgar Vörst, maar Eggert Fürst, de naam van een vroegere kennis. Een nieuwe naam alleen is niet voldoende, hij neemt zijn nieuwe identiteit zeer serieus: ‘[Hij had] er van begin af aan rekening mee gehouden dat Eggert Fürst linkshandig was geweest. Dat maakte dat de groet er wat minder zeker uitzag omdat hij vanuit de schouder langzamer inzette.’

Metamorfose

Edgar doet onderzoek naar de communistische sympathisanten in Estland en geeft regelmatig verslag aan zijn Duitse meerderen. Zijn ster lijkt rijzende, maar halverwege de jaren veertig moet het Duitse leger zich steeds verder terug trekken door het opkomende Russische leger en in 1944 trekt het Sovjetleger Estland in. Weer ondergaat Edgar een metamorfose; zijn Duitse naam verdwijnt en ook zijn arbeidsgeschiedenis verdoezelt hij. Vanaf dan gaat hij door het leven als kameraad Parts.

In opdracht van ‘het Bureau’ (de KGB, de geheime dienst van de Sovjet-Unie) schrijft hij aan een boek over de geschiedenis van het hitlerisme in Estland. Een geschiedenis waar hij zijn eigen aandeel zo klein mogelijk in moet maken, en die van iemand anders juist moet uitvergroten, om zelf niet verdacht te worden. Dan komt de naam van zijn neef Roland weer opduiken in een oud dagboek dat hij tijdens archiefonderzoek vindt. Wie kan hij dan beter tot zondebok maken in zijn boek dan zijn doodgewaande neef?

De half-Finse, half-Estse Sofi Oksanen (1978) heeft met Als de duiven verdwijnen een spannende, grootse roman geschreven, over een land en een geschiedenis waar je verder niet veel over hoort. Bovendien heeft ze de literatuur er een bijzonder onsympathiek personage bij gegeven. Gelukkig zijn die het boeiendst.