Boeken / Fictie

Op zoek naar het hier en nu

recensie: Siegfried Lenz (vert. Gerrit Bussink) - Bureau gevonden voorwerpen

Siegfried Lenz schreef in 2003 de roman Fundbüro, nu vertaald als Bureau Gevonden Voorwerpen, over het gelijknamige instituut op een Duits treinstation. Een verhaal over menselijke verhoudingen en maatschappelijke kwesties dat zeer moeilijk in een bepaalde tijd te plaatsen is.

Dat Lenz een meesterverteller is, heeft de inmiddels 87-jarige schrijver wel bewezen met zijn grote oeuvre en nog steeds niet aflatende productiviteit. Hij beheerst de zogenaamde kleinschrijverij als geen ander: eenvoudige personages in alledaagse omstandigheden staan tegelijk model voor het grote verhaal, de brede menselijke beweging in tijd en omgeving. De wijze waarop hij in Soldatenland (1985) de geschiedenis van een voormalig exercitieterrein verbindt aan een rauwe Noord-Duitse familierelatie is – ook nog in deze tijd – van grote klasse.

Messenwerper
In Bureau Gevonden Voorwerpen krijgt de 24-jarige Henry Neff op voorspraak van zijn oom een baantje op de afdeling voor verloren en gevonden spullen van de Duitse spoorwegen. Hij voelt zich er direct thuis en geniet van de uiteenlopende contacten met klanten: zij die hebben verloren en zij die hebben gevonden. Tot verrassing van zijn omgeving koestert hij geen enkele ambitie om hogerop te komen, hij is tevreden op dit ‘zijspoor’ waar de mogelijkheid tot promotie ten ene male afwezig is.

Neff verbaast zich erover wat mensen allemaal in de trein achterlaten. Hij krijgt te maken met de meest eigenaardige types, zoals een messenwerper die zijn messen is kwijtgeraakt en bij teruggave eerst moet bewijzen dat ze daadwerkelijk zijn eigendom zijn. Vooral is het zaak de gevonden bagage grondig te onderzoeken om eventueel zelf de eigenaar op te kunnen sporen.

Ouderwetse bureaucratie
Er is iets vreemds met dit boek. Geschreven in 2003 en vertaald in 2013 probeert het hardnekkig aansluiting te vinden bij de huidige tijd maar bereikt slechts een omgekeerd effect. Essentieel voor een roman is juist de indruk die ervoor zorgt dat de lezer na een aantal bladzijden in het goede timeframe zit en zich ongestoord kan laten meevoeren in het verhaal. Dat wringt in deze geschiedenis. Allereerst komt dat door het onderwerp: de afdeling ademt een sfeer van ouderwetse bureaucratie, met veel in te vullen formulieren, een chef in een glazen kantoor en een houten lessenaar waar men zich dient te melden. En geen computer te vinden.

Dan de omgangsvormen van de personages: iedereen spreekt elkaar aan met u. Dat is natuurlijk de vertaalde Duitse beleefdheidsvorm maar in een hedendaagse roman waar diverse leeftijden figureren is het een geforceerde formaliteit die de lezer doorlopend op het verkeerde been zet. Bijvoorbeeld als Henry zijn aantrekkelijke collega Paula – waar hij heimelijk verliefd op is – mee naar huis troont en zij het appartement bewondert met de opmerking: ‘Gezellig hebt u het hier’.

Frits van Egters
Toch weet Lenz nog wat actualiteit in te voegen die deze roman de moeite waard maakt. Er is sprake van een intimiderende motorbende die regelmatig Neffs buurt terroriseert, een bezoekende professor uit een Russisch achterland krijgt te maken met onvervalste vreemdelingenhaat en de spoorwegen moeten opboksen tegen een bezuinigingsoperatie waarbij duizenden banen zullen gaan sneuvelen. Ondertussen wordt Henry Neff steeds meer bevestigd in zijn zekere positie op het bureau Gevonden Voorwerpen.

De vormelijke taal en tijdgebonden stijl van Siegfried Lenz zorgen voor een verwarring die een objectieve beleving van deze roman danig in de weg staat. Enerzijds verkeren we in de bedompte wereld van Frits van Egters uit Reves De Avonden. Aan de andere kant lijkt het alsof we verzeild zijn geraakt in een nagekomen deel van Voskuils Het Bureau. Zou het kunnen zijn dat de oude meester de hedendaagsheid begint te verliezen?