Boeken / Fictie

Wachten op een betere wereld

recensie: Shani Boianjiu (vert. Auke Leistra) - Het eeuwige volk kent geen angst

In Israël vervullen alle vrouwen een tweejarige dienstplicht. Zo ook de jonge Israëlische schrijfster Shani Boianjiu, die haar eigen ervaringen gebruikte om haar debuutroman te schrijven over vrouwen in het leger, seks en het wachten op een betere wereld.

Het eeuwige volk kent geen angst concentreert zich om drie jonge vrouwen in de jaren rond het uitvoeren van hun dienstplicht. Avishag, Lea en Yael zijn nog geen twintig wanneer ze worden opgeroepen om het leger in te gaan. Het belangrijkste dat ze daar te doen krijgen, is wachten. Wachten tot er iets gebeurt, wachten op vrede, wachten tot hun dienstplicht over is en het leven weer verdergaat. Avishag wordt gestationeerd op een controlepost bij de Egyptische grens, Lea controleert de papieren van Palestijnse bouwvakkers bij Hebron en Yael leert nieuwe rekruten om te gaan met wapens. Behalve met wachten brengen ze hun dagen vooral door met dat universele tijdverdrijf: het praten over en zoeken naar jonge mannen en seks.

Losse verhalen
De roman is grotendeels gestoeld op de ervaringen van de schrijfster zelf. Shani Boianjiu, nog maar 25 jaar, spendeerde de jaren van haar dienstplicht net als Yael aan het geven van gevechtstraining. Ze publiceerde eerder al verhalen in Vice, The New Yorker en Zoetrope en maakte in 2011 deel uit van de 5 under 35 van de National Book Foundation, waarbij voorgaande winnaars vijf veelbelovende jonge auteurs selecteerden.

Dat de roman zijn oorsprong kent in losse verhalen wordt helaas maar al te duidelijk uit de voortdurende perspectiefwisselingen waarmee Boianjiu haar lezers plaagt. Ze lijkt geen keuze te kunnen maken uit een personaal of ik-perspectief en wisselt binnen die laatste bovendien regelmatig tussen haar personages. Aangezien de legerkampen van de drie weinig van elkaar verschillen, moet Boianjiu gebruik maken van kunstgrepen om te verduidelijken met wie de lezer in het desbetreffende hoofdstuk te maken heeft. ‘Ben jij astmatisch, Avishag?’,  brult een commandant aan het einde van de eerste pagina van haar hoofdstuk: bingo.

Een roman als een zomerdag
Boianjiu’s wat afstandelijke schrijfstijl leidt er bovendien toe dat Avishag, Lea en Yael tweedimensionaal blijven en gemakkelijk onderling inwisselbaar zijn, hoewel de absurditeit van een leven aan het front juist door die afstand beter te verkroppen is. De schokkende werkelijkheid van een koelbloedig in de hals gestoken soldaat of een verkrachting van de drie legervrouwen duurt door de korte, snelle streken waarmee Boianjiu situaties neerzet precies kort genoeg om dragelijk te blijven.

In een interview stelde Boianjiu dat ze zelf het gemis van verlangen een belangrijk motief vindt in de roman en dat ze in het leger gefascineerd was door mensen die dingen wíllen. Ze ziet het verliezen van dat verlangen als een bijna onontkoombaar proces, dat door het leger onherroepelijk versnelt. Als op een trage zomerdag hangen de personages willoos in het luchtledige. ‘Ooit konden we doen alsof we iets heel anders waren’, schrijft Yael weemoedig als ze terug is in haar geboortedorp. ‘Ooit deden Lea en ik alsof we vissen en invaliden en stenen waren.’ De oorlog stript echter alle opsmuk weg, en doen alsof je iets anders bent is er niet meer bij.

Dat verlies van verlangen wordt schrijnend duidelijk naarmate het verhaal vordert. Waar Avishag, Lea en Yael aanvankelijk nog dromen en idealen hebben en rebelleren tegen het departement waar ze terecht zijn gekomen, schikken ze zich al snel in hun lot. Langzaam maar zeker beseffen de jonge vrouwen dat de oorlog hen voorgoed veranderd heeft, zoals Yael verwoordt wanneer ze na de oorlog Lea weer ziet: 

Wat ze bedoelde is dat we heimwee naar huis hadden, en dat we op het moment hadden gewacht waarop we eindelijk geen heimwee meer zouden hoeven hebben. Maar nu we thuis waren, hadden we nog steeds heimwee naar huis. Het gemis ging niet weg.

Het eeuwige volk kent geen angst heeft de sfeer van een zinderende zomerdag, zo’n dag waarop de lucht trilt van de hitte, de mensen niet vooruit te branden zijn en de belofte van een groots onweer nooit wordt ingelost. Het haarscherp neerzetten van die sfeer is tegelijkertijd de kracht en zwakte van deze roman die door de gruwelen van de oorlog wel, maar door de schrijfstijl niet zal blijven hangen.