Boeken / Fictie

‘en ik geloof in baarlijke liefde er staat wat er staat alsof het niets is’

recensie: Onhandig bloesemend

Goede dingen laten even op zich wachten, of de dichter in kwestie heeft het te druk met andere dingen. Op Ramsey Nasr (1974) lijkt vooral het laatste van toepassing. Behalve dichter is deze veelzijdige jongeman die eens voor Daniel Dee werd aangezien, schrijver, acteur en regisseur. Onhandig bloesemend is zijn tweede dichtbundel na 27 gedichten en Geen lied (2000). In de tussenliggende jaren was hij vooral bezig met schrijven van proza en toneel en acteren.

De bundel die uit drie delen bestaat, heeft een bijzonder karakter. De laatste twee delen ‘dichter liefde’ en ‘wintersonate (zonder piano en altviool)’ zijn beide geïnspireerd op een muziekstuk. Voor Nasr zelf is dat waarschijnlijk minder apart, omdat hij eerder twee liberetto’s schreef. In het eerste deel ‘voor de linkerhand’ zijn gedichten opgenomen, die op verschillende manieren aansluiten bij de rest van de bundel. In de gedichten zijn thema’s terug te vinden die in de andere twee gedeelten van de bundel voorkomen, zoals de inspiratie op Duitse dichters, de dood en de dichterspraktijk.

Het middelste gedeelte van de bundel is een bewerking van gedichten van Heinrich Heine op muziek gezet door Schubert, Dichter liebe. Nasr maakt veel gebruikt van natuurlijke elementen in dit gedeelte, maar dan vooral bloemen, die erop los bloesemen. De bloemen zijn soms bedoeld als beeldspraak, maar vaker ook deelnemers in de gedichten. Niet zoals in romantische poëzie is het natuurlijke de spiegel voor gevoelens.

Behalve het vertederende ‘onhandig bloesemend’ gebruikt Nasr het beeld van ‘baarlijke liefde’ een aantal keren, zoals in het gedicht dat voorop de bundel gedrukt staat, ‘wonderbaarlijke liefde’. Het is niet slechts vol zijn van een liefde, zwanger zijn van iets, maar een volkomener vorm van toewijding. Het is het resultaat van de opwinding, toewijdingen een bijna dierlijk genoegen.

    ik wreef haar in
en doorzichtig vernederend fonkelniezen
kwam over mij o wonder daar ging ik
men zou van minder uit schamen gaan
maar dit was mijn ziekte baarlijke liefde

~

Indrukwekkend is ook het derde deel, ‘wintersonate’. De instrumenten die dit sobere muziekstuk zouden moeten begeleiden, zijn wel hoorbaar in gedachten, maar er is vooral de pratende componist die ziek is, dood gaat, maar wil herinneren. De componist noemt namen op van vrienden, bekenden collega’s, die hij niet wil vergeten. Des te schrijnender is het dat het lijstje uit voor ons onbekenden bestaat. De eerste zinnen van het moderato zijn een bevestiging van wat de componist nog verborgen wil houden. ‘De dood wil besproken worden’: dat is wat hij doet in deze gedichten.

ik heb geprobeerd me te herinneren
een paar maal uit alle macht
ik dacht aan al mijn vrienden
en ik zag alleen maar lijken

    ik zag de slaaf die slaat

mijn vrienden
de dood is angstaanjagend
met niets daarachter

De gehele bundel is geschreven zonder hoofdletters, wat de associatie met Lucebert oproept, die een van de eersten was die dit deed. Deze Vijftiger is het meest nadrukkelijk aanwezig in het gedeelte ‘dichterliefde’. Zo roept het gedicht ‘de zielsduik’ de herinnering aan het gedicht ‘overhandig mij brekend’ van Lucebert op: ‘overhandig mij brekend / je peilloze bloem je kus / als een dar dolzinnig drijf ik / op het aqurel van de dorst’. Daarnaast klinken enkele regels van Nasr, die eenzelfde drift, erotisch klank en overstelpende cadans hebben.

ik wil werkelijk de zielsduik maken
als vroeger ik in leliekelken
zij in haar zuigende opvang van licht
waarmee ze de nacht overstelpte

Nasrs dichtregels buitelen over elkaar heen. Een gedicht is een stormvloed van woorden, neologismen, spreektaal. Het is niet altijd van belang precies te weten wat Nasr bedoelt, waar de beelden naar verwijzen, of om onbekende woorden in het woordenboek te zoeken. Het is de magie van het gedicht dat bij één keer lezen een indruk achter laat en uitnodigt tot herlezen, omdat je verbaasd bent, overdonderd of alleen nog mooi klanken wilt horen. Het staat er gewoon, alsof het niets is.