Boeken / Fictie

Zo voelt de schittering van water

recensie: Ramsey Nasr - Mi have een droom

Nu Ramsey Nasr na vier jaar afscheid heeft genomen als Dichter des Vaderlands, biedt de uitgave van zijn ‘vaderlandse’ gedichten in Mi have een droom de kans nog eenmaal terug te blikken op zijn ambtsperiode.

In Mi have een droom zijn alle gedichten gebundeld die Nasr als Dichter des Vaderlands schreef, van het auditiegedicht ‘ik wou dat ik twee burgers was’ tot het onlangs verschenen ‘hier komt de poëzie’. Om de bundel wat op te vullen, zijn opiniestukken van Nasr toegevoegd, een dagboek over zijn ervaringen, en een cd waarop hij de gedichten voordraagt. De mogelijkheid Nasrs eigen vertolking van de gedichten te beluisteren is een zinvolle toevoeging; dit geldt veel minder voor de opiniestukken, die eerder het ritme van de poëzie onderbreken.

Vaderlandsliefde


Het is droevig maar onvermijdelijk dat de gewezen Dichter des Vaderlands vooral herinnerd zal worden om een enkel woord. In zijn lofrede op het kabinet Rutte I, getiteld ‘Mijn nieuwe vaderland’, verbasterde hij Tollens’ negentiende-eeuwse volkslied onder meer tot:

Ik eer mijn leiders hemelhoog
en ’t hoogst zit een fascist
die u en mij zolang gedoogt –    
zolang als hij beslist.

Zonder de discussie over ‘fascisme’ opnieuw te openen, valt op dat de oprechte woede van Nasrs woorden nog krachtig nagalmt, ook nu Rutte II de politieke troon bestijgt.

De strekking van ‘Mijn nieuwe vaderland’ past bij de rest van de gedichten. De dichter wil ondanks alles van Nederland houden: moedig zoekt hij een weg tussen de lege vaderlandsliefde van populistische politici en het sceptische antinationalisme van hun tegenstanders. In zijn ode aan Vermeer schrijft hij, ‘Wij zijn de eigenaars van licht’, en:

Laat ons met de allerlaatste
bonussen die wij nog hebben, die we uit de schaamteloze kieren
van onze ziel kunnen schrapen, onze doeken terughalen en zeggen:
dat is dus een brood. Dit is glas in lood. Zo voelt de schittering van water.

In de schoonheid van onze schilderkunst, haar nederige aandacht voor het aardse, voor licht en leegte, vindt Nasr een alternatief voor het platte molens–en–tulpen–nationalisme waarop programma’s als Ik hou van Holland gedijen.

Vurig pleidooi
Hoe sociaal bewogen Nasr ook is, we doen hem tekort wanneer we Mi have een droom enkel lezen als politiek commentaar. Zijn stem – soms statig en gedragen, dan weer spreektalig en direct – klinkt evengoed in de gedichten die hij schreef bij het sterven van collega-schrijvers als Gerrit Komrij, Harry Mulisch en Simon Vinkenoog. Ook het niet eerder gepubliceerde ‘Sebastiaans marteling’ maakt indruk: Nasr beschrijft de martelgang van Sint Sebastiaan met oog voor huiveringwekkende details, terwijl hij zorgvuldig het evenwicht behoudt tussen mystieke vervoering en religieuze waanzin.

Voor– en achterin Mi have een droom staan talloze negatieve reacties die op internet verschenen naar aanleiding van ‘Mijn nieuwe vaderland’. Ze variëren van nietszeggend – ‘die hele Ramsey Nasr is een contradictio in terminis’ – tot agressief en racistisch, en tonen een minder poëtische maar daarom niet minder reële kant van zijn ambtsperiode. Onbedoeld bewijzen ze het belang van Nasrs vurige pleidooi voor een nieuwe blik op Nederland én voor de (dicht)kunst zelf: ‘wij horen hier niet, maar ik heb wanhoop en papier. / waar niemand ooit nog thuiskomt, daar begint de poëzie.’