Boeken / Fictie

Grote levensvragen van een klein meisje

recensie: Monika van Paemel - De koningin van Sheba

Voor De koningin van Sheba van de Vlaamse schrijfster Monika van Paemel diende de geschiedenis van haar eigen familie wederom als inspiratiebron. Eerder verschenen romans, waar deze mee samenhangt, zijn gebundeld in Het gezin van Puynbroeckx. Deze keer staat de negenjarige Ciska van Puynbroeckx centraal: een vroegwijs meisje met een sterk verlangen naar antwoorden op haar grote levensvragen. Haar scherpe en ironische bespiegelingen leiden tot de nodige frustratie bij haar omgeving.

~

De non van de meisjesschool waar Ciska gedeeltelijk wordt onderwezen noemt haar de koningin van Sheba, naar de Bijbel. Deze vrouw testte koning Salomons goddelijke wijsheid. Door haar bijdehante vragen en opmerkingen wekt Ciska bij haar leraren en opvoeders het idee dat zij hetzelfde doel heeft bij de volwassenen in haar leven. Schrijnend is dat alleen Ciska’s leraar van de jongensschool, waar zij ook les krijgt, inziet dat haar verlangen naar antwoorden misschien wel voortkomt uit onzekerheid over haar plek op deze wereld. Niet vreemd, gezien Ciska’s situatie.

Moeilijke positie

Het meisje draagt zonder dat zij dit goed kan bevatten vanaf haar geboorte een tragisch lot met zich mee. Vlak voordat haar moeder hoogzwanger bij ooms Oscar en Firmijn en tante Moetje kwam en beviel van Ciska, stierf het dochtertje van Moetje en Oscar. Moetje werd hierna Ciska’s voedstermoeder en verzorgster, omdat Ciska’s eigen ouders niet voor haar konden zorgen. Oom Oscar noemde haar Ciska, naar het eerder overleden dochtertje van oom Firmijn. Ciska’s familieleden onderdrukken gevoelens van wroeging over het wrange feit dat Ciska’s leven begon nadat hun dochters stierven.

Daarnaast spelen de nasleep van de oorlog en de ingewikkelde familieverhoudingen als onrustige achtergrondmuziek in Ciska’s leven. Ze is oud genoeg om de zwaarheid van de tragedies aan te voelen, maar te jong om die te begrijpen. Van Paemels sterkste punt is de verbeelding van deze lastige situatie vanuit het oogpunt van haar hoofdpersoon. Met haar keuze voor Ciska als verteller geeft zij vrij baan aan een onrustige vertelstijl die de uiterst originele mix van kinderlijke observaties, gevoelens en gedrag combineert met vroegwijze gesprekken en diepe gedachten en gevoelens.

Onrealistisch

Tegelijkertijd is dit ook Van Paemels zwakste punt. Ciska’s gesprekken met haar leraar en haar onophoudelijke stroom van gedachten zijn gevoelig en filosofisch, maar op sommige momenten volkomen onrealistisch. Vraagstukken over het bestaan van de ziel bij dieren en mensen en de werking van taal zijn zaken die eerder leven bij geïnteresseerde, filosofisch ingestelde volwassenen, dan bij vroegwijze kinderen.

~

Alles is mogelijk in fictie, maar helaas staat dit onrealistische trekje op een aantal momenten de vermakelijke weergave van Ciska als vroegwijze dondersteen in de weg. De balans tussen haar kinderlijkheid, het vroegwijs zijn en de weg naar volwassenheid wordt door een overdaad aan diepgang regelmatig verstoord.

Desondanks heeft Van Paemel met dit boek een liefdevol sfeerportret geschetst van het leven van Ciska en haar familie in een Vlaamse dorpsgemeenschap in de twintigste eeuw. Het is vertederend dat haar familie ondanks hun trauma’s, het meisje proberen te beschermen tegen hun eigen wroeging en verdriet. Het Vlaamse en eenvoudige taalgebruik versterkt daarnaast de toch al nostalgische sfeer van het simpele dorpsleven waar hard werken en niet te veel met jezelf bezig zijn de uitgesproken regels zijn. Ciska gaat hier dwars tegenin, omdat ze niet anders kan. Ze is een zoekende ziel, in het lichaam van een jong meisje. Realistisch? Niet helemaal. Interessant? Dat zeker. Het boek biedt voldoende stof tot nadenken.