Boeken / Non-fictie

Verwantschap

recensie: Milan Kundera (vert. Martin de Haan) - Een ontmoeting

.

Ongeveer een jaar geleden kwam Milan Kundera (1929) kort in opspraak. Het Poolse tijdschrift Respekt onthulde dat hij als student een jongeman met anticommunistische sympathieën bij de politie verraden zou hebben. Uit alle hoeken van de wereld kwamen steunbetuigingen. Onder degenen die hem openlijk verdedigden was de fine fleur van de hedendaagse literatuur. Philip Roth, Gabriel García Márquez, J.M. Coetzee, Orhan Pamuk: allen sprongen zij voor hem in de bres. De essaybundel bestaat uit een bonte verzameling teksten die weinig onderlinge samenhang vertonen. Hoewel het merendeel voor dit boek geschreven is, heeft Kundera ook enkele oudere en eerder verschenen artikelen opgenomen. Vorm, inhoud en helaas ook kwaliteit van de verschillende essays lopen sterk uiteen.

De ruggengraat van Een ontmoeting wordt gevormd door een klein aantal relatief omvangrijke stukken waarin Kundera liefdevol het werk van door hem bewonderde kunstenaars bespreekt. De leemtes tussen deze meer beschouwende essays worden opgevuld door een groot aantal zeer korte schetsen die vaak niet meer zijn dan ingevingen naar aanleiding van een boek of compositie. De belangrijkste thema’s uit het werk van Kundera – identiteit en schoonheid – keren regelmatig terug. Echter, het overkoepelende thema dat dit boek enige samenhang verleent, is de diepgevoelde verwantschap tussen Kundera en de kunstenaars wier werk hij bespreekt.

Allesbehalve vluchtig


~

In het essay waar het boek zijn titel aan ontleent, ‘Mooi als een meervoudige ontmoeting’,  spreekt Kundera van een ontmoeting als ‘even vluchtig als onvergetelijk […] geen regelmatig contact; geen vriendschap; zelfs geen bondgenootschap; ontmoeting, dat wil zeggen: vonk; bliksem; toeval’. Dit lijkt enigszins paradoxaal. Kundera’s teksten zijn stuk voor stuk met zeer veel liefde geschreven: de relaties die hij onderhoudt met zijn onderwerpen zijn alles behalve vluchtig. Zijn vluchtige ontmoetingen zijn uitgegroeid tot verwantschap; deze bundel valt te lezen als de uitdrukking van daarvan.

In een essay over Janácek vertelt Kundera hoe de componist tegen het einde van zijn leven, na vrijwel zijn gehele bestaan in een isolement aan zijn oeuvre te hebben gewerkt, het publiekelijk en heftig opneemt voor een componist met wie hij zich verbonden voelt, ‘alsof hij, nu het nog kan, te kennen wil geven bij wie hij thuis hoort, wie zijn verwanten zijn die hij zijn hele leven heeft gemist’. 

Een herboren Europa
Zonder twijfel het mooiste essay in het boek is het laatste, gewijd aan Curzio Malaparte en in het bijzonder aan zijn boeken Kaputt en De Huid. De schoonheid van dit essay zit hem in de onvoorwaardelijke aard van Kundera’s liefdesverklaring, het is een monumentaal eerbetoon. Vol geestdrift steekt Kundera de loftrompet over Malapartes onvolprezen meesterwerken. Malaparte heeft in zijn schrijven een volkomen originele vorm gevonden, wat voor Kundera reden is hem onder de allergrootsten te scharen.

Geschreven tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog zijn deze romans onder de eerste die een beeld van het nieuwe Europa schetsen. Het continent waarvan de identiteit voorgoed is veranderd door de ervaringen met de menselijke wreedheid, die de nederlaag van het Europese zelfbeeld van superioriteit betekenden. Ideologisch werd Europa zowel bevrijd als bezet. De nederlaag van de autoritaire ideologieën betekende dat Europa bevrijd werd van zichzelf. Tegelijkertijd werd het continent bezet, en gespleten, in een nieuwe ideologische strijd.

Het Europa dat uit deze situatie herboren werd, is het Europa van Milan Kundera. Hij was fysiek misschien ooit een vluchteling, maar zoals hij in deze bundel laat zien, is hij inmiddels veilig thuisgekomen in een puur culturele heimat.