Boeken / Non-fictie

Hoe de mens verdween uit de wijsbegeerte

recensie: Michel Foucault (vert. Walter van der Star) - De woorden en de dingen

De beelden van het debat uit 1971 tussen de toenmalige intellectuele giganten Noam Chomsky en Michel Foucault laten misschien wel het beste zien wie Foucault eigenlijk echt was. Zelfs wanneer je het geluid uitzet en je louter concentreert op Foucaults indrukwekkende kale kop en de voortdurende, onheilspellende en soms demonische grijns die op zijn gelaat verschijnt zodra hij het woord neemt, weet je meteen met wie je hier te doen hebt: een man die met zichtbaar genoegen de naar zijn smaak naïeve overtuigingen van zijn tegenspeler tot op de grond wil afbranden.

In 1966, zo’n vijf jaar voor deze discussie, breekt Foucault door met de publicatie van De woorden en de dingen. Vanaf dat moment wordt hij een toonaangevende intellectueel. Niet alleen in Frankrijk maar ook ver daarbuiten heeft hij een grote invloed op het debat over de menswetenschappen en in het bijzonder over de vraag naar de relatie tussen kennis, waarheid en macht. Dit boek spreekt vooral tot de verbeelding omdat Foucault, in navolging van Nietzsches doodverklaring van God, de dood van de mens aankondigt. In de jaren zestig komt dit thema in verschillende varianten en bij verschillende denkers naar voren: zo spreekt men bijvoorbeeld ook over de dood van het subject en de dood van de auteur. Zoals het vaak gaat met goedbekkende filosofische stellingen, wordt ‘de dood van de mens’ vrijwel even vaak gehoord als verkeerd of überhaupt niet begrepen. Het zou oneerlijk zijn om dit onbegrip te wijten aan de luiheid van het lezerspubliek. Om de dood van de mens aan te kunnen kondigen, houdt Foucault eerst een omstandig en allesbehalve eenvoudig betoog van zo’n 400 pagina’s om uit te leggen wat hij eigenlijk verstaat onder ‘mens’ en wanneer deze opvatting over de mens geboren is.

Epistemes

~

Zijn ‘archeologie van de menswetenschappen’, zoals de ondertitel van het boek luidt, is een archeologie van het moderne mensbegrip en de moderne antropologie. Van beide laat hij zien dat ze pas aan het eind van de achttiende eeuw zijn ontstaan en in de filosofie vooral in het werk van Kant hun uitdrukking hebben gevonden. Tevens laat hij zien dat deze periode, die hij de moderniteit noemt, voorafgegaan wordt door twee andere perioden – de renaissance (rondom 1600) en de klassieke tijd (1650-1800) – en nu ten einde lijkt te komen, dat wil zeggen, er lijkt zich nu een nieuwe periode af te tekenen. Elk van deze perioden wordt gekenmerkt door een eigen episteme. Dit is het Griekse woord voor kennis, maar duidt bij Foucault eerder op een structuur die uitmaakt hoe we de dingen in een bepaald tijdperk kunnen kennen. Zo’n kenstructuur bepaalt wat in dit tijdperk als kennis geldt en wat als onzin. Zo kan Paracelsus’ werk in zijn tijd als kennis begrepen worden, maar is het voor ons, die in een ander tijdperk leven, een vreemd allegaartje van wetenschap, alchemie, mystiek enzovoorts. Het begin van een nieuwe periode is dus niets anders dan de opkomst van een nieuwe kenstructuur.

De geschiedenis ziet Foucault dan ook als de wisseling van epistemes. Je zou kunnen denken dat zo’n epistemewisseling bepaald wordt door een wetmatigheid, bijvoorbeeld die van de vooruitgang. In dat geval zou je kunnen betogen dat de vooruitgang in de wetenschappen andere en verbeterde kenstructuren vereist en daarom noopt tot een epistemewisseling. Foucault betoogt echter dat deze wisselingen niet onderhevig zijn aan een wetmatigheid. Zo’n wisseling treedt domweg op en is een onherleidbare historische gebeurtenis. In deze context is het relatief duidelijk wat Foucault bedoelt met de dood van de mens. De geboorte van de mens is de opkomst van de antropocentrische kenstructuur van de moderniteit. De dood van de mens is vervolgens niets anders dan het einde van deze kenstructuur, omdat zich een nieuwe periode en een nieuwe episteme aandient.

Klassieker

De woorden en de dingen is een mooi uitgegeven boek in de reeks Grote Klassieken van uitgeverij Boom. Bovendien is de vertaling geen bewerking van de vorige uit 1973, maar is het boek helemaal opnieuw vertaald. Het valt echter te bezien hoeveel mensen De woorden en de dingen daadwerkelijk uit zullen lezen. Voor het eerste hoofdstuk is er nog goede hoop: Foucaults interpretatie van het schilderij Las Meninas van Velázquez is indrukwekkend en prachtig geschreven. Daarna wordt het echter al gauw moeilijk, erg moeilijk. Foucault haalt een arsenaal auteurs van stal die lang niet bij iedereen bekend zullen zijn en hij neemt niet de moeite om die auteurs, de discussies waarin zij zich begeven en hun begrippenapparaat uit te leggen. Niettemin verdient dit werk zijn plaats in de reeks van Boom omdat het inderdaad een grote klassieker is, die zijn invloed op het publieke debat heeft laten gelden in de afgelopen decennia en waarvan de bekende slogan over de dood van de mens nog steeds tot ons repertoire behoort. Wie weten wil waarom deze slogan geen holle frase is, moet dit boek zeker lezen.