Boeken / Fictie

Een schrijver, vijftien vertellers

recensie: Michel Faber - Gods speelgoed

Uitgeverij Podium gaf eerder al de romans Onderhuids en Lelieblank, scharlakenrood en de novellen Honderdnegenennegentig treden en Het Courage ensemble van Michel Faber (1960) uit. Met het verschijnen van zijn literair debuut Gods speelgoed (oorspronkelijke titel: Some Rain Must Fall and Other Stories) is nu Fabers hele oeuvre in het Nederlands verkrijgbaar. Faber is Nederlander van geboorte maar verhuisde op jonge leeftijd met zijn ouders naar Australië, en woont tegenwoordig met zijn vrouw in Schotland. In Australië studeerde hij Engelse literatuur, waardoor hij goed thuis is in het werk van zulke uiteenlopende schrijvers als Charles Dickens, James Joyce, Kurt Vonnegut en George Elliot.

De verhalen – vijftien in getal – in Gods speelgoed zijn even gevarieerd als het rijtje namen hierboven: van het schrijnende Rekenschap gaat het via het ironische Schapen en het enigszins melige De babbelcel naar het bizarre Vissen. Maar eigenlijk volstaat één bijvoeglijk naamwoord per verhaal niet; daarvoor zijn Fabers verhalen te goed uitgebalanceerd. Hij weet al te grote zwaarmoedigheid te vermijden door subtiele humor, en kan lichtvoetig schrijven zonder ten onder te gaan aan ‘grappigheid’ of jolijt.

Hoe en waarom

Rekenschap vertelt het trieste verhaal van de dertienjarige Margo die met haar oma en vader Frank op de vervallen familieboerderij woont. Alle schapen zijn dood, oma komt haar bed niet meer uit en Frank brengt zijn tijd televisiekijkend door. Ter compensatie van het feit dat zij als enige geen uitkering ontvangt, doet Margo het huishouden.

Naar school gaan was er voor haar beslist niet bij, omdat haar grootmoeder doorligplekken kreeg als ze niet minstens om de twee uur werd omgedraaid in bed, en omdat ze niet van haar vader mocht verwachten dat hij het acht uur lang zonder eten zou stellen.

Margo leidt zichzelf op aan de hand van de Hoe en waarom-boekenreeks. Wanneer Frank uit gierigheid besluit eigenhandig het door hem bij Margo verwekte kind te aborteren, schrijft Margo met haar in het deel Kometen & meteoren opgedane kennis een plan dat een miljoenen dollars verslindend probleem van de NASA ‘oplost’. De geringe vergoeding die ze hiervoor vraagt, wil ze gebruiken om met haar oma bij Frank weg te lopen. Bij haar brief voegt ze een specificatie van alle onkosten.
De ridiculiteit van haar plan staat in schril contrast tot de erbarmelijke omstandigheden waaraan Margo probeert te ontsnappen. Dit contrast wordt door de verteller doeltreffend neergezet: hij is enerzijds vol mededogen, maar heeft anderzijds de houding van de verteller in Slaughterhouse 5 van Kurt Vonnegut die na elke verschrikkelijke gebeurtenis laconiek opmerkt: ‘so it goes’.

Fictieve logica

Dat is wat de vijftien vertellers in Gods speelgoed bindt: de balans tussen betrokkenheid en afstand. Hoe verschillend ook de karakters, hoe uiteenlopend de verhaallijnen en decors, de verteller leidt de lezer met vaste hand door het verhaal, waarbij er vaak meerdere interpretaties mogelijk zijn. Een van de sterkste voorbeelden hiervan is het verhaal Juffrouw Dicke en juffrouw Maegher, dat zich ontrolt volgens een volledig eigen logica, een fictieve logica.

Metamorfose

Suzie Dicke en Eleonora Maegher zijn twee bloedmooie vriendinnen die samenwonen in een ‘klein, gezellig huisje’ en die ‘bijna een enkel organisme vormen, dat in twee bleke takken ontsproot aan een onzichtbare wortel in het hart van het huis.’ Beiden zijn goed in hun werk en uitermate gelukkig. Maar op een dag, out of the blue, begint dit volmaakte organisme letterlijk uit elkaar te groeien. De namen van de personages doen waarschijnlijk al vermoeden welke kant het opgaat: juffrouw Maegher beseft dat eten niets voor haar is en juffrouw Dicke compenseert dit door van drie maaltijden per dag over te gaan op zes. Terwijl de een weet dat haar metamorfose onvermijdelijk is, begrijpt de ander dat er van minder eten geen sprake kan zijn. Alsof het niet anders kan gaan beiden verder op hun fatale weg.

Slechts één keer maakten zij elkaar iets duidelijk van hun bezorgdheid over wat hun mogelijk te wachten stond, en bij die gelegenheid kruisten hun blikken elkaar boven de keukentafel, schoven ze respectievelijk een kom havermoutpap en een selderijstengel even terzijde, vatten elkaar bij de hand en gaven elkaar kneepjes tot hun handen begonnen te trillen en er tranen opwelden in hun ogen.

Wanneer beiden de dood nabij zijn en wegens onbekwaamheid tot zelfstandig wonen zijn gehospitaliseerd, ontmoeten ze elkaar nog één keer. ‘Dit laatste samentreffen was even onontkoombaar als de gedaanteverwisselingen waren geweest.’

Kosmische vuilnisbelt

Hierboven staan maar twee voorbeelden van de veelzijdigheid van Gods speelgoed. Het is verleidelijk om nog te gaan uitweiden over het titelverhaal, waarin God wordt opgevoerd als klein kind dat de wereldbol op de kosmische vuilnisbelt vindt, of over Nina’s hand, geschreven vanuit het perspectief van de rechterhand van een fabrieksarbeidster, maar misschien is het beter te volstaan met een advies: Gaat dat lezen.