Boeken / Fictie

Poëziebloemlezing als barometer

recensie: Menno Wigman en Rob Schouten - Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. De bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur

.

De heren pretenderen niet de beste, maar de bekendste gedichten bijeengebracht te hebben. Maar verwerft een gedicht enige bekendheid, dan moet dat haast wel iets over de kwaliteit ervan zeggen. Toch blijven kwaliteit zowel als bekendheid in verband met poëzie moeizame begrippen. Criterium voor bekendheid is in ieder geval dat een versregel bij een enigszins breed publiek op zijn minst een ‘o ja’ weet op te roepen.

Universeel
Het gaat Wigman en Schouten erom dat iets universeels, vaak natuurlijk met betrekking tot dood of liefde, herkenbaar wordt verwoord. Die woorden moeten kernachtig zijn en een snaar bij de lezer raken. Wordt die kern te veel door bijkomstige woorden ingebed, dan boet het gedicht aan zeggingskracht in: de suggestie van waarheid verwaait. De juiste snaar is de klank die de lezer graag hoort: woorden staan dan op de enig mogelijke plaats. Gelegenheidsverzen halen het zelden: inspiratie moet het eerder van toeval of een losse aanleiding hebben.

Op en top hermetische gedichten telt de bloemlezing evenmin. Lucebert is weliswaar geen makkie, maar ‘alles van waarde is weerloos’ klinkt bekend, zeker nu er op kunst drastisch bezuinigd gaat worden. En zijn ‘Visser van Ma Yuan’ blijft intrigeren en aan een finale interpretatie ontsnappen. Het is kernachtig en beroert een Oosterse en toch universele snaar:

Onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser

golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser

‘Oote’ van Jan Hanlo kreeg vleugeltjes door de politieke rel die het veroorzaakte: moest dáár ons subsidiegeld heen? Koplands ‘Jonge sla’ werd in veel recensies geciteerd.

Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.

Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.

Kernachtig en de juiste snaar rakend. Misschien zal de populariteit van juist dit gedichtje Kopland zelf verrast hebben; op zijn voorleesavondjes was het een geheid verzoeknummer.

Canon
Met hun selectie tornen de bloemlezers aan, zoals ze dat noemen, de canon: er vallen gedichten af en er komen erbij. De canon? Welke canon? Over van alles en nog wat bestaat intussen een canon. Dat is met de onaflatende uitbreiding van het verleden wel nodig ook. Jongeren moeten geen afkeer van het verleden krijgen als dat gedateerd en als een tsunami over ze heen dreigt te spoelen. Maar een canon van vaderlandse poëzie bestond officieel niet. Komrij en collega’s lieten merendeels de eigen voorkeur gelden, elkaar daarin al dan niet navolgend.

De voorgangers van Wigman en Schouten waren in 1990 Aarts en Van Etten: ook zij gebruikten als titel een bekende dichtregel: Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Maar in hun bundel stond menig gedicht dat het zonder ‘o ja’-effect moest stellen; die komen in Alleen in mijn gedichten kan ik wonen niet meer voor. Daar zijn andere voor in de plaats gekomen, van recentere datum vooral. Die gedichten zijn vaak in recensies geciteerd of voor publiek met herhaald succes voorgedragen. Maak er in huiselijke kring een leuk quizje van. Wie schreef het volgende?

het is geen fiasco ik ben een biologisch feit
maar ik kan masturberen
masturberen uit nostalgie

Of:

Genoeg gedicht over de liefde voor vandaag
want al schrijvend heb ik de liefde niet bedreven.