Boeken / Non-fictie

‘Zelfportret’ is warme, maar kritische kijk op zwarte muziek

recensie: Martin Schouten - Zelfportret als neger

‘Glimnegers’, ‘geverfde negers’, ‘onzichtbare negers’, het is duidelijk waar het nieuwste boek van Martin Schouten over gaat. Schouten is een warm pleitbezorger van zwarte muziek en hij heeft een warm kloppend hart voor De Zwarte Mens. Maar kom bij hem niet aan met de theorie dat alleen zwarte mensen slachtoffer zijn geweest van de slavernij. Ook deinst hij er niet voor terug om een omstreden theorie over de intelligentie van zwarten van stal te halen. Het maakt Zelfportret van een neger tot een fascinerend en soms wat ongemakkelijk boek.

The Cotton Club (1923). foto: Bettman/Corbis
The Cotton Club (1923). foto: Bettman/Corbis

Martin Schouten is een begenadigd verteller. Wie wel eens zijn kronieken in opinieblad HP/De Tijd leest zal dat kunnen beamen. Toch begin ik deze bespreking met een paar zaken die ik wat minder geslaagd vind. Zo is het boek opgedragen aan professor Willem de Vrede, een jeugdvriend van Schouten, met wie hij vroeger geregeld jazz-concerten bezocht. De vrienden hebben zich heilig voorgenomen om de bakermat van de jazz, Amerika, te bezoeken. Maar zijn vriend de professor overlijdt vroegtijdig, dus Schouten moet alleen op reis.

Om zijn vriend te eren, strooit hij een aantal van diens bespiegelingen over zwart zelfbewustzijn door het verhaal, verhandelingen die soms wat ondoorgrondelijk zijn en daarom de vaart uit het boek halen. Dat geldt overigens niet voor alle bijdragen, want er staan ook interessante passages in over zwarte schrijvers en dichters in Parijs, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het zwarte bewustzijn, en dat in een tijd dat negers nog vooral als primitief werden gezien.
Een ander zwak punt vind ik het opvoeren van een Marokkaanse verhuizer met honkbalpetje, die zich plotseling als een fijnbesnaarde muziekkenner ontpopt. Schouten is wel de laatste om politieke correctheid aan te wrijven, maar een simpele verhuizer die een verhandeling houdt over de accordeoncultuur in Amsterdamse café’s en tegelijkertijd uit zijn dak gaat bij een pianosonate van Beethoven, dat vind ik toch wat overdreven.

Ghetto

Maar als Schouten op reis gaat en door Harlem wandelt, dan is het smullen geblazen. Natuurlijk hebben veel mensen het voormalige zwarte ghetto verlaten en zijn vrijwel alle legendarische muziektenten dichtgetimmerd, maar door hier en daar een praatje te maken met oude zwarte bewoners, brengt Schouten de geschiedenis weer tot leven. Een oude vrouw vertelt dat ze ze allemaal heeft zien spelen: Cottie Williams, Lionel Hampton en Count Basie. Nu loopt ze op krukken, maar toen kon ze nog goed dansen, ofschoon haar zuster beter was. “Als mijn zuster danste gooiden ze geld naar haar voeten, dollars en kwartjes.” Als Schouten vertelt dat hij een jazz-liefhebber is en uit Amsterdam komt, begint iedereen meteen over de marihuana, wat tot een van de mooiste dialogen uit het boek leidt: “Maar zeg eens, als jullie in Amsterdam zoveel pot roken, werken jullie dan eigenlijk wel hard?”

Blanke slaven

Louis Armstrong en Billie Holliday
Louis Armstrong en Billie Holliday

Toch is Zelfportret van een neger méér dan alleen een reisverslag, want Schouten gaat ook uitvoerig in op de slavernij. En daarbij kraakt hij een paar kritische noten, want het waren weliswaar de Nederlanders die met hun schepen slaven vervoerden, het waren weer zwarten die andere zwarten aan slavenhandelaren verkochten.
Het stoort Schouten dan ook dat het Nationaal Instituut Nederlandse Slavernijverleden onvermeld laat dat tussen 1500 en 1800 één miljoen Europeanen als slaaf naar Noord-Afrika werden vervoerd. Zo viel een groep Nederlandse zeelieden in handen van Marokkaanse zeerovers. In Marokko werden ze gemarteld, omdat ze geen Mohammedaan wilden worden. Vervolgens werden ze als slaaf aan het werk gezet. Kortom, slaven waren niet altijd zwart.

Maar Schouten gaat nog een stap verder als hij wetenschappelijk onderzoek aanstipt, waar uit zou blijken dat Aziaten een hoger IQ hebben dan blanken en dat blanken gemiddeld weer slimmer zijn dan zwarten. Volgens The Bell Curve-theorie, zo genoemd omdat de grafiek waarop de theorie is gebaseerd de vorm heeft van een kerkklok, zouden Aziaten een gemiddeld IQ van 106 hebben, Amerikaanse blanken komen op een gemiddelde van 100 uit en zwarte Amerikanen scoren 85. Natuurlijk haalt Schouten deze omstreden theorie niet zó maar aan, want hij verwijt een politiek-correcte studente, met wie hij later in het boek een ontmoeting heeft, dat haar pogingen om zijn vriend de professor in diskrediet te brengen tot diens vroege dood hebben geleid. Willem de Vrede had de theorie in een college besproken en er naar haar mening onvoldoende afstand van genomen.

The Bell Curve

The Bell Curve is een 860 pagina’s dik boek uit 1994, waarin twee Amerikaanse wetenschappers, Charles Murray en Richard Herrnstein, aan de hand van grafieken proberen aan te tonen dat zwarte Amerikanen intellectueel minder presteren dan blanke Amerikanen. Dat verschil zou erfelijk zijn en dus stellen de wetenschappers voor om bijstandsuitkeringen te verlagen in de hoop zwarten te ontmoedigen zich voort te planten. Ook komen ze met het idee om migranten met een laag IQ al bij de grens terug sturen.

Het boek is koren op de molen van rechts Amerika, dat toch al niks moet hebben van positieve actie, bijstand en bijscholingsprogramma’s voor achtergestelden, zo valt te lezen in het artikel Wetenschappelijk racisme van Jeroen Breekveldt.
Twee jaar na het verschijnen van The Bell Curve kraken zes sociologen van de universiteit van Berkeley het onderzoek van Murray en Herrnstein. “Niemand bestrijdt dat vrouwen, zwarten en hispanics lager scoren in IQ-tests,” zo vat Diederik van Hoogstraten hun bevindingen samen in De Groene Amsterdammer, “maar de reden voor die ongelijkheid en de grote verschillen in economische en sociale status tussen de seksen en tussen blank en gekleurd hebben alles te maken met het milieu en de buurt waaruit je komt, of je man of vrouw bent, en met al dan niet latent aanwezig racisme in de Amerikaanse samenleving.” Wie zich er echt in wil verdiepen, kan het allemaal nalezen op de website van De Groene Amsterdammer

Warmte

Het is mij niet helemaal duidelijk waarom Schouten de theorie over ‘Aziaten die slimmer zijn dan blanken en blanken die weer slimmer zijn dan zwarten’ oprakelt, omdat hij zijn vriend Willem de Vrede laat zeggen dat het hem worst zal zijn of negers nou wel of niet minder slim zijn dan blanken, omdat hij “humor, muzikaliteit en warmte” véél belangrijker vindt dan intelligentie.
Maar dat doet geen afbreuk aan het feit dat Zelfportret van een neger fascinerende lectuur is, met hier en daar een leuke vondst, want het feit dat Willem de Vrede dood is, weerhoudt de schrijver er niet van om zijn vriend tijdens zijn reis door Amerika af en toe te laten verschijnen en een gesprek met hem te voeren. Het is een verrassende truc om zijn vertelling met een paar aardige dialogen te verrijken.