Boeken / Fictie

Geen zicht, maar o zo zichtbaar

recensie: Marie Kessels - Ruw

Waarschuwing: dit wordt een lyrische bespreking. Prachtige boeken verdienen niet anders en een prachtig boek ís het, Ruw, de vierde roman van Marie Kessels. Het lijkt een helse taak, een roman te schrijven vanuit het perspectief van een blind hoofdpersonage. Met haar ongeëvenaarde inlevingsvermogen maakt Kessels de onzichtbare wereld van de blinden meer zichtbaar dan ooit.

Marie Kessels (1954) is een opvallende schrijfster. Haar proza kenmerkt zich door een sterke zintuiglijkheid die bij weinig andere schrijvers in die mate wordt aangetroffen. De literaire jury’s zijn al jaren bekend met Kessels’ grote talent; vele prijzen vielen haar in de loop ter jaren ten deel. Dat zij geen publiek figuur is geworden, zal deels te maken hebben met de schrijfster zelf. Geen grootscheepse marketingcampagnes voor Kessels, geen radio, geen tv. Gelukkig kan Ruw prima voor zichzelf spreken.

Oog voor detail
Hoofdpersoon is Gemma, een vrouw van middelbare leeftijd die door een akelig ongeluk op latere leeftijd blind is geworden. De lezer volgt Gemma op haar eerste schreden in de wereld van de nacht, zoals zij het noemt. En natuurlijk gaat het begin gepaard met alle problematiek van dien. Het probleem van schots en scheef geparkeerde fietsen op de stoep bijvoorbeeld. De doornstruiken die in je gezicht slaan als je te dicht langs sommige huizen loopt. Het geroezemoes van de stad dat je doof maakt voor het geluid van naderende auto’s. Het lezen van een brailleboek.

Kessels moet zich tot in het kleinste detail verdiept hebben in het blind-zijn, haar intense observaties zitten vol obstakels voor blinden, onoverkomelijkheden soms, waar zienden geen benul van hebben. Maar Ruw is geen klaagzang: het is een inventarisatie van het belang van het zicht, maar ook van de voordelen die het plotseling wegvallen van dat zintuig met zich mee kan brengen. De rust van een tijdrovend blindenbestaan bijvoorbeeld; iedereen weet dat je een uur nodig zult hebben om je veters te strikken, dan kun je dat uur dus ook rustig nemen.

De voortdurende heroriëntatie, het herschikken van een leven dat zich noodgedwongen alleen nog ’s nachts buiten af kan spelen (Gemma trekt er ’s nachts op uit om de verlaten stad te ontdekken), de verwondering als het lezen van braillepuntjes een totaal ander verhaal ontsluiert in een boek dat Gemma al dacht te kennen; Kessels beschrijft het allemaal even gedetailleerd en even bloemrijk. Zelfs in de zinnen doet zich een vorm van blindheid voor: de kalmte waarmee het verhaal zich voortbeweegt – er ís in feite geen verhaal, slechts een opeenvolging van gebeurtenissen – dwingt de lezer anders te lezen. Trager lezen, nog eens lezen, precies zoals Gemma haar handelingen blijft herhalen, steeds weer, tot het went. Uiteindelijk gebeurt dat dan ook: Gemma raakt gewoon aan haar nachtelijke bestaan, dat was te verwachten. Haar ijzeren volharding en haar positieve instelling hadden tot niets anders dan een succes kunnen leiden.

Alles wordt zichtbaar
Ruw doet precies wat literatuur moet doen: het maakt iets zichtbaar. Om zo gevoelig en tegelijk zo weinig pathetisch te schrijven over een wereld die je wilt leren kennen, maar die zich zo moeilijk laat ontdekken, is een prestatie van formaat. Welke kritieken, verkoopsuccessen of literaire prijzen Ruw nog te wachten staan, ze kunnen onmogelijk het belang van dit boek genoeg onderstrepen.