Boeken / Fictie

Gefrituurde donuts als ontbijt

recensie: Lena Andersson (vert. Erica Weeda) - Duck City

Een reclame van McDonalds flitst over het scherm, een nieuwe megasuperultraburger in prachtige kleuren ligt op een vlekkeloos bordje. Even later zien we het latest and greatest fitnessapparaat voorbij vliegen. Want je moet toch in vorm blijven. “That’s great Tom!” Het is een alledaagse paradox en tevens onderwerp van Duck City, het boek van de Zweedse auteur Lena Andersson.

Dit is de eerste roman van de schrijfster uit het koude noorden die in Nederlandse vertaling verschijnt. Dat schept verwachtingen. Helemaal als de hoofdpersoon Donald D. heet en een vriendin heeft met de naam Katrien, die dan weer geenszins lijken op de welbekende personages uit een zeker weekblad. Nee, deze Donald heeft last van overgewicht, vreet zich de hele dag vol aan donuts en andere vette snacks en werkt in de fabriek van zijn oom, Dagobert van Muntendam. Dagoberts winkels, DvM’s geheten, zijn een soort extreme versies van McDonalds. Alles is vet, zit propvol suiker en kost geen drol.

Witte walvissen

Duck City is te omschrijven als een groteske versie van het hedendaagse Amerika. Het gaat vooral om het eten van veel, lekker en enkel gefrituurd (!) voedsel, maar de personages willen tegelijkertijd een prachtig sixpackje onderhouden en er uit blijven zien als een anorexiamodelletje. Een armzalige levensstijl die niet lang goed kan gaan, met als gevolg een bevolking die bijna bezwijkt onder een gigantisch overgewicht en die dan ook ‘de witte walvissen’ wordt genoemd. Het vette eten van Dagobert is verplicht door de staat: alle concurrenten worden verboden. Tegelijkertijd stuurt de overheid een soort weightwatcher-fascisten de straat op om de vetpercentages van het volk te checken, het zogeheten Ahab-leger. Is je percentage te hoog, dan moet je naar het ‘vermageringskamp’. Verder zwerft er ergens in de stad een moordenaar rond, die de vetste witte walvissen mishandelt en op vulgaire wijze vermoordt.

Inderdaad, een weinig subtiele kijk op de hedendaagse eetcultuur. Het begin van het boek is enorm leuk geschreven: we leren Donald kennen aan de hand van zijn eindeloze gepieker en gemijmer over eten, vet en wat hij gaat kopen tijdens zijn zoveelste bezoek aan de 24hourshop. Dagobert wordt prachtig neergezet als een gierige zakenman die, zelf kerngezond, bruingebrand en strak getraind, elke dag zijn stinkende best doet om het volk dikker en dikker te maken. We leren het saaie, eenzame leven van Donald kennen, de slappe wilskracht van Katrien en de obsessieve eetgewoontes en fixatie op voedsel en vet van het volk van Duck City.

Van parodie naar driehoeksrelatie

Helaas slaat de humor, net als bij goede moppen, dood als er te lang op wordt gehamerd. In het begin van het boek is de cynische ondertoon nog erg vermakelijk, maar na enkele tientallen pagina’s wordt het ronduit vervelend. Als lezer begin je te zoeken naar iets wat de aandacht trekt: momenten van contrasten, confrontaties. Na het smaakvolle begin wordt het verhaal na verloop van tijd wat muf. De parodie wordt een ellenlange tirade en de karakters verzanden in mislukte komische personages.

Gelukkig weet Andersson de draad weer op te pakken en een nieuwe weg in te slaan, namelijk die van de roman. De tot de dood gedoemde driehoeksrelatie tussen Donald, Katrien en Dagobert wordt prachtig schrijnend neergezet. Donald weet zich niet staande te houden tussen al het liefdesgeweld en Katrien kan geen kant kiezen en haat zichzelf daarom. Dagobert komt er ondertussen achter dat hij echt van Katrien houdt en dat zij niet het scharreltje is waar hij haar in eerste instantie voor hield. De poëtische stijl van Andersson komt hier sterk naar voren, veel sterker dan in het parodiërende gedeelte van het boek. Helaas kan een dergelijke relatie natuurlijk niet goed blijven gaan en met een bijzonder abrupte en treurige finale komt deze aan zijn eind.

Veel shock, weinig impact

Andersson komt sterk uit de hoek wanneer zij de liefdesperikelen beschrijft, maar dit sterke stuk literatuur wordt plots afgekapt. En wat blijft er dan over? Alleen de parodie. Zo laat de Zweedse schrijfster van het ene op het andere moment de meest grote, waanzinnige gebeurtenissen plaatsvinden, zoals het uiteenvallen van de staat en een plots stervende president die verder in het verhaal nauwelijks genoemd wordt.

Vervolgens blijkt de ‘witte walvissenkiller’ onvindbaar en wordt een relatief onbelangrijk randpersonage weer uit de kast gehaald voor de grand finale. Geen statement dat het boek tot een kritisch manifest zou kunnen maken, geen leuke grap, geen shockerende conclusie, niets van dat alles. Jammer genoeg wordt de prachtige, ietwat vulgaire introductie van de stad en zijn bewoners tot in den treurnis herhaald en bloedt het verhaal aan het eind jammerlijk dood. Veel vet, cijfers en suiker, maar te weinig inhoud.