Boeken / Fictie

Schizofrene trip

recensie: Jeroen van Rooij - De eerste hond in de ruimte

‘Het duurt een jaar om een dag te maken’, zo luidt de beginzin van De eerste hond in de ruimte. Mensen waarderen de dagen niet, ze letten niet op het unieke van elke zonsopgang, en nu raken de dagen op. Een van de dagenmakers daalt af naar de grote stad, op zoek naar de man die aan één dag genoeg heeft.

De man die aan één dag genoeg heeft, lijdt aan een voortdurend geheugenverlies, waardoor hij elke zoveel minuten sterft en elke zoveel minuten opnieuw geboren wordt. In een dagboek schrijft hij telkens dat hij voor het eerst bewust is, om dat een ogenblik later verward weer door te strepen, omdat hij nú pas voor het eerst bewust is. Deze dagboekman is een van de vele personages die worden opgevoerd in deze roman, waarvan de vorm misschien nog opvallender is dan de inhoud.

Grote thema’s

In verschillende typografieën komen, onder anderen, de dagenmaker, Laïka de wolfjongen, drie mooie jonge ravers, de vader van een van hen, en een beroemde songwriter aan het woord. Al deze personages proberen hun weg te vinden in of uit de stad waar tot voor kort een muur Oost van West scheidde. Hun wegen kruisen, met vaak desastreuze gevolgen.

De personages herscheppen zichzelf en de wereld om zich heen met drugs, woorden en melodieën. In de kritiek van de dagenmaker ontsnappen ze hiermee aan de werkelijkheid, die toch zo veel moeite kost om te maken. Maar de dagenmaker is een kille figuur en de roes van de rave wordt zo treffend beschreven dat je sympathie eerder bij de ravers Jonas en Micha ligt. Totdat Van Rooij laat zien hoezeer zij afgesneden zijn van de mensen die van hen houden.

Door zo veel vertelstemmen op te voeren toont Van Rooij zijn lef en originaliteit, al lijkt de roman redelijk direct geïnspireerd op Verhelsts Tongkat. Van Rooij snijdt op fantasierijke wijze grote thema’s aan en speelt met archetypen, allusies en contrasten. Er valt dan ook veel te ontdekken aan zijn roman. Via de verschillende stemmen worden de grenzen tussen individu en groep, fictie en werkelijkheid, stad en land, beest en mens verkend.

Fragmentatie en geweld

Op de sterkste momenten herschept Van Rooij via interessante beelden en contrasten even de wereld en biedt hij beginpunten voor reflectie op het jachtige stadse bestaan. De eerste hond in de ruimte staat vol poëtische zinnen en passages, zoals de beschrijving van hoe Micha’s vader aldoor op zijn zoon wacht: ‘Ik kijk voor me, en achter mij eet mijn stoel mij langzaam op.’

Maar met al de gefragmenteerde veelstemmigheid en het mixen van fantasie en werkelijkheid wekt Van Rooij niet alleen bewondering. Zoals zijn dagboekman maar heel even bewust is en Jonas steeds weer neerkomt uit zijn roes, zijn ook de sterke momenten van korte duur. Dit ligt niet eens zozeer aan de desoriëntatie die ontstaat doordat er telkens nieuwe personages bijkomen, maar vooral aan het regelmatig onverwachts opduikende buitensporige geweld, dat op gedistantieerde wijze wordt beschreven.

Meer menselijkheid

Je kunt zeggen dat al dat bloedvergieten het (post)moderne en het primitieve verbindt en laat zien hoe het beest in de mens verre van getemd is. Maar je kunt je ook ergeren aan hoezeer sommige passages lijken op scenes uit fantasyseries als Buffy the Vampire Slayer. En je kunt zeggen dat de fragmentatie in de roman perfect overeenstemt met de fragmentatie in identiteit en ervaring die de hedendaagse stedeling ervaart, maar dat maakt de personages niet minder schetsmatig. In een eerste lezing doet de roman met zijn overdaad aan stemmen en ideeën en wankele grens tussen fictie en werkelijkheid denken aan een schizofrene trip. Te veel om te bevatten.

De eerste hond in de ruimte is daarmee een typisch debuut: met grof geschut wordt gericht op de sterren, die vaak worden geraakt, maar ook vaak gemist. In zoverre ze worden geraakt laat Van Rooij zien dat er genoeg potentie is om de volgende keer wat meer menselijkheid en wat minder spektakel te lanceren.