Boeken / Fictie

Futiele ruzies over onsympathieke homo’s

recensie: J.J. Voskuil - De buurman

.

Maarten en Nicolien Koning krijgen een nieuwe buurman op de bovenetage. De contactgestoorde zestiger Petrus krijgt een karakterschets die een Asperger patiënt niet veel ontloopt.  Mensenschuw, dogmatisch tot op het onzinnige toe en ongevoelig voor de emoties van anderen. Hij ontloopt contact met zijn buren. Totdat Petrus de jongere Peer in huis neemt en een voorzichtig contact met de Konings ontluikt.

Argumenten in cirkels
De mislukte kunstenaar Peer heeft veeleer een geflipte inborst. Hij ontwikkelt zich tot een welkome vrolijke tegenhanger van Petrus. Dat neemt niet weg dat de ik-persoon van het boek, Maarten, het stelletje niet ziet zitten. Nicolien heeft echter goede vrienden gevonden in de twee homo’s. Hun verschillende houdingen tegen de buren verzandt in hopeloze ruzies van een echtpaar in een jarenlange sleur. Hij reageert bot analyserend, zij emotioneel.

Op driehonderd opeenvolgende pagina’s komen ze niet verder dan hetzelfde argument. De man en vrouw worden storende zeikerds die alleen in cirkels kunnen redeneren. Een in elkaar gezakte relatie voltrekt zich in alle pijnlijkheid met als plaatsvervangende vijand de homo’s van erboven. Toch raakt Voskuil met zijn slepende stijl aan een intrigerende menselijke eigenschap. Het veronderstellen, het kennen en het duiden van karakter dat we als exacte wetenschap gebruiken in onze relaties met de ander. Het feit dat de buurmannen volstrekt egocentrisch en onhandelbaar zijn maakt de spanning tussen de twee diametrale denkbeelden over homoseksualiteit des te urgenter voor Maarten en daarmee voor zijn vrouw.

Stoffige argumenten over herenliefde
Voskuil loopt niet weg van een episode meer of minder kleinburgerlijk geruzie. Maar de futiele ruzie tussen twee echtelieden geeft onderwijl een aardig beeld van de homo-acceptatie van een oudere generatie. Hierin wordt Maarten de nonchalante heteroman die niet inziet waarom homo’s zichzelf zouden moeten uiten. Zijn vrouw zet zich tegen hem af. Haar overdreven acceptatie van de underdogs die niets fout kunnen doen is niet alleen voor Maarten tenenkrommend, maar doet ook de haren van de lezer rijzen.

Daarmee wordt de roman een weinig poëtisch, ouwelijk verhaal van drie mensen met een gebruiksaanwijzing die nooit zeggen waar het op staat. De vierde, de ik-persoon, maakt zich in de loop van het verhaal niet veel sympathieker dan de rest door zijn onverstoorde gebrek aan compassie. Maartenen Nicolien bezigen een corpus stoffige argumenten over herenliefde die een roman lang duren. Het zijn echter argumenten die voor de meeste lezers toch herkenbaar zullen zijn. Voskuil treft zo het reactionaire geneuzel over seksualiteit die identiteit bepaalt maar al te goed. Maar omdat De buurman de acceptatie van homo’s weer tot een frontlinie maakt verwijdert het de moderne mens wel erg ver van het onderwerp. Jonge lezers zullen het boek nog net aankunnen.