Boeken / Non-fictie

De revolutie maken voor hij uitbreekt

recensie: Hans van Mierlo - Een krankzinnig avontuur

‘Ik moet proberen het goed te vertellen.’ Het zijn Hans van Mierlo’s exemplarische woorden uit de iconische campagnespot in 1966. Het bestaande politieke systeem moest de lucht in en de vastgeroeste macht losgepeurd. Van Mierlo’s voornaamste middel hiertoe: zijn heldere taal.

Die taal staat centraal in de tientallen teksten die door vroegere vrienden en medewerkers – Ernst Bakker, Edmond Hofland, Annath Koster, Lennart van der Meulen en Carla Pauw – zijn gebundeld in Een krankzinnig avontuur (waarvan de titel verwijst naar het politieke project D66). Bijna allemaal zijn het toespraken en lezingen: Hans van Mierlo schreef om te spreken. Dat wil niet zeggen dat hij het schrijven verwaarloosde, integendeel: Van Mierlo was een schaver, een taalproever, iemand die ieder woord op de juiste, meest verhelderende plek wilde hebben. Zo begint hij ieder stuk mooi én geestig, een zeldzaam samenspel.

~

Een populistische revolutie


De kern van de kritiek van D66 op de regenteske politiek luidde natuurlijk dat ze ondoorzichtig en verkalkt was. D66 werd dan ook met uitgesproken populistische motieven opgericht: wanneer de gewone burger in de zogenaamde democratie politiek iets wilde ondernemen, stuitte hij op de muren van het vage Haagse gekonkel. Die muren wilde D66 doen ontploffen, om zo de weg naar de politieke invloed en macht vrijer te maken – het vervolg is bekend: er vond hooguit een verschuiving plaats, zeker geen ontploffing.

Het bedaagde populisme van D66 is vaker terug te zien in Van Mierlo’s stukken. Neem een van zijn vele zinnen-met-vleugels: ‘We moeten de revolutie maken voor hij uitbreekt.’ Dat de medeprogressief Den Uyl het potentieel ruikt en de zin overneemt kan nog. Maar vervolgens doet premier Piet de Jong, de ultieme representant van de verkalking, hetzelfde. Van Mierlo: ‘Snikkend ging ik onderuit. Zo zie je hoe je op moet passen.’

Macht en distantie


Van Mierlo’s hoofddoel was een andere staatsinrichting: hij wenste zowel een tweepartijen- als een districtenstelsel (en daarmee een directere band tussen politici en burgers), meer directe democratie, meer parlementair dualisme en als verplicht rijtje op school ‘rekenen-lezen-schrijven-democratie’. Ook als je het hier niet direct mee eens bent, blijft het waardevol omdat de hervormingsgezinde Van Mierlo op een structureel onderliggend probleem wijst.

Voor dergelijke hervormingen is namelijk een grondwetswijziging en dus een parlementaire tweederde meerderheid nodig. Maar de politieke partijen zullen nooit iets doen wat hun eigen bestaan bedreigt. Het dilemma wordt helemaal duidelijk wanneer Van Mierlo de lezer vraagt zich in te denken welk antwoord politici zouden geven op de volgende gewetensvraag: kunt u zich iets voorstellen wat goed is voor het land, maar slecht voor de partij? Van Mierlo noemt het de kern van een van de randvoorwaarden van het staatsmanschap:

Dat is het vermogen om macht te kunnen prijsgeven als zij niet meer functioneel kan zijn ten opzichte van het doel dat de macht rechtvaardigt. Met andere woorden: dat is het vermogen tot distantie ten opzichte van het instinct.

Vaak volgt op dergelijke, hem karakteriserende stukken Van Mierlo’s gepaste bekrachtiging: ‘En zo is het.’ Macht corrumpeert bijna altijd, en dus is tegenmacht noodzakelijk.

Van Mierlo’s kritiek staat nog steeds. En de teksten zijn evenzo actueel doordat de samenstellers de al te gedateerde passages, over bijvoorbeeld de contemporaine ‘kleine politiek’, eruit hebben geknipt. Wat overblijft zijn Van Mierlo’s lucide analyses van de Nederlandse politiek: de dingen die Van Mierlo tien, twintig of veertig jaar geleden adresseerde, zijn ook vandaag nog vers geperst en als nieuw gepresenteerd op de opiniepagina’s te vinden.

Engagement
Echter, de beschouwingen over het buitenland en de internationale betrekkingen zijn minder onderhoudend. Ook deze getuigen van Van Mierlo’s intelligentie, maar ondanks zijn ministerschappen van Defensie en Buitenlandse Zaken herbergen deze stukken weinig interessants voor de hedendaagse lezer.

Enkele stukken richten zich op cultuur en literatuur. Zo ook het rijkste betoog, de laudatio die Van Mierlo uitsprak toen zijn vriend Cees Nooteboom in 2004 de P.C. Hooftprijs kreeg uitgereikt. Vol eruditie, warmte en oog voor schoonheid. Ook roept Van Mierlo meerdere malen op tot een groter politiek engagement onder intellectuelen, en het is in zijn vervlechting van culturele en politieke opmerkingen dat een hint wordt gegeven van het krachtige resultaat dat een dergelijke inmenging kan opleveren.

Een krankzinnig avontuur toont een ‘echt mens’ in de politiek, iemand met oog voor zijn eigen fouten – Van Mierlo benadrukt deze verschillende keren –, met beschaving en wellevendheid, met zowel politiek inzicht als literair en artistiek gevoel. Nog mooier zou het zijn als er een biografie aan Hans van Mierlo (1931-2010) zou worden gewijd. Zodat zijn leven eens werkelijk goed zal worden verteld.

Van Mierlo in de beroemde campagnespot uit 1966:

8WEEKLY MediaPlayer