Boeken / Fictie

De geur van zee en de dingen die voorbij gingen

recensie: Koffers zeelucht

Vier jaar na haar debuut Genoeg gedicht over de liefde vandaag komt Hagar Peeters met een nieuwe bundel gedichten. Behalve dat de bundel meer gedichten bevat, is de buitenkant ook minder kleurig en is er voor een evenwichtiger en minder komiek lettertype gekozen. Peeters lijkt volwassener, maar misschien ook somberder. De bundel gaat terug, niet alleen naar de zee, maar naar alles wat ging.

In het tweede deel van de bundel, Verleden zee, staan een aantal gedichten over de zee, wat opnieuw de gedachte aan Holland verstrekt. De titel Koffers zeelucht gaat echter niet alleen over de zee die, als een madeleine gedoopt in de thee, een herinnering oproept, maar ook over het willen meenemen, meedragen, van die herinnering. Aan de andere kant is zeelucht vluchtig en ongrijpbaar, de koffers kunnen enkel gevuld zijn met lucht, met niets dus. Dit gevoel van iets te hebben en te verliezen is ook kenmerkend voor de bundel. En de herinnering is niet bevredigend of zaligmakend. Het vraagt naar de situatie nu, zoals in Dezelfde zee, dat onder andere over de ouders van Peeters gaat en over het onbereikbare van een plek om te blijven.

Zal ook ik, eenmaal op het vasteland geraakt,
er niet in slagen mij een thuishaven te baren
omdat elk vaarwater onrustig maakt
en niet meer wil bedaren?

Een van de karakteristieken die erg gewaardeerd werden in Peeters debuutbundel was het behandelen van zware onderwerpen op een luchtige toon. Ook in Koffers zeelucht schuwt ze het onderwerp vergankelijkheid niet, maar door de manier waarop ze schrijft, de zinnen vormt en de woorden kiest, is het eerder kleine tragiek. Het zou bijna kleinburgerlijk genoemd kunnen worden of gewoon Nederlands, het stil staan bij kleine dingen, of grote dingen verbergen door ‘kleine’ woorden en voorzichtige zinnen te gebruiken. Het lijkt een idee van ‘als ik het niet benoem, dan is het ook niet echt aanwezig’.

Er is een soort luchtigheid in de bundel aanwezig, die misschien alleen maar ironisch wordt versterkt door de vaak tragische toon in de gedichten. In het gedicht Verliefdheid duurt niet langer dan een jaar vertelt ze over de magische stof die in het bloed van verliefde mensen kruipt, maar niet langer dan een jaar er kan blijven en dus onvermijdelijk leidt tot een einde. Doordat deze bevinding met wetenschappelijke bewijzen wordt gestut is het allemaal wat minder onvermijdelijk en reduceert het de hevige verliefdheid tot een jaarlijks terugkerend fenomeen en zoektocht.

Verdriet is op zijn plaats, maar nee,
mijn ogen gaan alweer op zoek naar iets
dat jou vervangen kan, die op jouw beurt verving
wat ging en onvervangbaar leek.

In veel gedichten in de bundel laat Peeters zien dat ze een groot dichteres is, zo ook in het gedicht Kanttekeningen van de muze (I-IV). Ze geeft hier een reflectie op de praktijk van dichter zijn, eerst van de zijde van muze zijn en dan iemand tot muze hebben. Deze persoon valt dan echter zo tegen in vergelijking met de persoon op papier dat er een tegenstrijdig verlangen is. Liever ontkende ze dat er de muze de geliefde was, deze twee gescheiden waren, doordat een muze zijn zich keert tegen de geliefde. Deze bespreking van een belangrijk onderwerp in de dichtkunst laat een ander idee zien van de muze en maakt Peeters een rationele en romantische dichteres tegelijk, omdat ze een zelfreflectie toepast, maar ondertussen ook verlangt naar het niet-dichter zijn. En opnieuw is hier het uitzicht op het einde.

Je mond kan eenvoudigweg niet tippen
aan de beschrevenheid van je lippen.
Je geest is me te vol, je gedachten passen
niet naast de mijne.
Alleen op papier vind ik ze verrassend.

Een andere vaardigheid van een goed dichter is de omgang met taal. Peeters is lenig met taal. Ze laat woorden terug komen in andere betekenissen en gebruikt woordbetekenissen door elkaar. Dit is soms grappig en verstrekt de ironie in veel gedichten, die de luchtigheid van de zwaarte van het gewone leven draaglijk of misschien eerder ondraaglijk maakt. Toch lijken de gedichten niet zomaar op het papier te zijn gevallen, hoewel de taal niet bestudeerd is. Aan de gedichten is gewerkt, ze zijn overdacht. Dit gevoel geldt ook voor de compositie van de gedichten in de bundel, waardoor deze uitgebalanceerd is. In het laatste gedicht Ook wij, titaantjes in de bundel is er echter meer aandacht voor wat er niet blijft, voor wat niet uitgebalanceerd is en klinkt de titel van de bundel weer, Koffers zeelucht in de vluchtigheid en onvoltooidheid en de vergankelijkheid.

Wij liepen af toen het eenmaal zo ver was
dat wat niet voorvoeld was onomkeerbaar bleek.
We lieten wat we hadden in de steek
en zochten naar wat ons verlaten had.