Boeken / Fictie

Onder een dikke wollige deken

recensie: Hafid Bouazza - Paravion

Beste Hafid,
Vergeef me mijn vrijpostigheid en vergeef me het feit dat ik je niet rechtstreeks aanspreek, maar via een open brief. Ik voel namelijk de behoefte je een vraag te stellen en naar goede gewoonte van de literatuurkritiek wend ik me tot de open brief. Ik zal me beperken tot een bepaalde kwestie, maar wees me van dienst opdat ik je boeken weer met evenveel plezier zal lezen als je onvolprezen Momo.

De titel is dus al gevallen: Momo, het boek waarmee ik je leerde kennen. Deze mysterieuze novelle pakte me, greep me en liet me niet meer los. En dat was vreemd want er waren bladzijden bij waarvan ik niets begreep. Noch de handeling, noch de taal was me helder. Er schemerden vage figuren door het lommer die beschikten over het leven van Momo, maar hoe en waarom kon niemand me vertellen. Op de een of andere manier lukte het je om me te overtuigen dat dit ook niet nodig was. Waarom zou ik precies moeten weten hoe de gedachtegang van de schrijver in elkaar zat? Juist dit vormde de kracht van het boek en Momo steeg voor mij ook uit boven de al even bizarre bladzijden van Peter Verhelst. Anders dan bij jou leek deze Vlaamse mysticus veel meer te bedoelen dan er stond, en die pretentie ging me op een gegeven moment tegenstaan.

Natuurlijk was er nog die andere component. Je bent de vaandeldrager van de eerste generatie ‘allochtone’ Nederlandstalige schrijvers en terwijl ik het schrijf weet ik dat ik het niet zo moet formuleren, maar het is waar. En stel je voor: een Marokkaan die de Nederlandstaligen eens confronteert met de poëzie van hun eigen taal. Geen bladzijde kon je omslaan of er stonden drie woorden op die niet eens voorkomen in Van Dale maar waarvoor je alleen terecht kan in het Woordenboek der Nederlandse taal. Ik denk dat in ons taalgebied alleen Joris Note het je nadoet, maar ik dwaal af.

Waar het om gaat, Hafid, is je laatste boek, Paravion. Met dit boek wil je meer zeggen. De grappige vondst van de titel (par avion) laat al meteen zien in welke problematiek je je zal vastbijten. Het gaat om twee landen. Het ene land is mooi, warm, stoffig, maar arm en onderontwikkeld (de mensen zien niet voor niets de aanduiding ‘luchtpost’ aan voor de naam van het land), het andere is rijk, druk, amoreel, maar onwetend (hoeveel Nederlandse lezers zouden de verklaring van deze titel immers in de Franse taal hebben gezocht?). Kortom de verhouding tussen het land van duizend-en-een nacht en dat van de polder.

Maar dan raak ik het spoor bijster. Je vertelt een verhaal over drie generaties Baba Baloek, een dynastie van, zo blijkt later, ex-slaven, waarvan één lid aan het begin van het verhaal een brief krijgt uit Paravion die hij niet hoeft te laten voorlezen omdat de inhoud als vanzelf tot hem komt. En dat is nog maar het begin. Het ene wonder heeft zich nog niet voltrokken of het volgende staat al weer voor de deur. En dan heb ik het nog niet eens over de pagina’s waarop deze zelfde Baba Baloek de reis naar het beloofde land maakt per vliegend tapijt, of die waarop zijn zoon in onbegrijpelijke woorden onder een boom ligt.

Ik weet het, je neemt ons mee naar een sprookjesland, tenminste, naar het land waarvan wij een veel te romantisch beeld hebben. Met je wollige taal zet je al die vooroordelen, maar ook de tekortkomingen van het land en zijn volk extra dik aan. Ik weet het, maar het werkt niet meer, misschien juist vanwege het feit dat je er nu zo overduidelijk iets mee bedoelt. In plaats van dat je me verbijstert, irriteer je me deze keer. Ik weet al op pagina één wat je me wilt laten voelen en op pagina vier ben ik ermee klaar. Wat volgt zijn bladzijdenlange beschrijvingen van een droomland waarin trieste dingen gebeuren, maar ik moet eerder aan De vlaschaard van Streuvels denken dan aan Momo. Of met andere woorden: eerder aan de voorbeschikte wereld uit een negentiende eeuwse roman dan aan een beschrijving (hoe poëtisch ook) van de hedendaagse problematiek.

Ik vind het jammer, want de roman heeft een sterke opzet. Je laat zien dat de Nederlanders een verkeerd beeld hebben van het land waarvandaan de gastarbeiders komen, maar je laat ook zien wat er fout gaat in de integratie. En net daar werkt je stijl wèl. Ook de pagina’s die in Amsterdam (Paravion) spelen, schrijf je op de jou kenmerkende manier, maar hier hebben ze symboolwaarde. De Moreanen (weer een goede vondst) houden vast aan oude tradities die ook in het land van herkomst aan het vervagen zijn. Ze kijken met een dromerige, verwrongen blik naar de zondige samenleving in hun nieuwe land. Dat zijn fantastische momenten, maar had je boek niet in het geheel zo sterk kunnen zijn als je afstand had gedaan van die kennelijk onbedwingbare dwang tot wollig schrijven?

Beste Hafid, het is een oprechte vraag en het liefste dat ik wil is een helder antwoord op deze kwestie.

Een toegenegen lezer