Boeken / Fictie

Tot men een ons weegt

recensie: Wachten

Wachten begint met een van de mooiste zinnen van het hele boek: Elke zomer keerde Lin Kong terug naar Gansdorp om van zijn vrouw Shuyu te scheiden. Die zin zet de toon voor de rest van het boek. Lin Kong wil scheiden, maar hij krijgt geen toestemming en doet het jaar daarop een nieuwe poging, die even vruchteloos is. Wachten is een lange geschiedenis die zich voortsleept en voortsleept zonder dat iemand daadwerkelijk vooruitgang boekt.

~

Lin Kong werkt als dokter in de stad. Zijn vrouw en dochter leven gescheiden van hem op het platteland. Zijn huwelijk werd niet uit liefde gesloten, en hij heeft nooit van zijn vrouw gehouden. Shuyu heeft ingebonden voeten, die inmiddels al decennia uit de mode zijn in China. Zij houdt wel van haar echtgenoot en bovendien is het haar plicht hem te gehoorzamen en te verzorgen. Elke zomer, wanneer hij vastbesloten is de scheiding door te zetten, voelt Lin zich schuldig. Het zou zoveel makkelijker zijn als Shuyu hem niet zo goed behandelde.

Er is nog een vrouw in het spel. Manna, verpleegster in hetzelfde ziekenhuis, heeft haar oog laten vallen op Lin. Ze is al zesentwintig en binnen niet al te lang een oude vrijster. Ze houdt van Lin en Lin mag haar ook erg graag, maar de Chinese wet verbiedt hen om buiten het ziekenhuis met hem gezien te worden. Ze mogen ook niet samen slapen. Hun contact blijft platonisch, gesprekken in de kantine, en dat frustreert Manna.

Wachten is een subtiele dans tussen de liefde en de tijd. De Chinese wet staat een nieuw huwelijk toe als man en vrouw achttien jaar gescheiden hebben geleefd. Er zit voor Lin en Manna weinig anders op dan te wachten, en van wachten is dit boek doordrenkt.
Wachten, de tijd doden, geeft ruimte voor twijfel. Kan Manna niet beter met iemand anders trouwen om zo haar carrière niet te remmen? En houdt Lin eigenlijk wel met heel zijn hart van Manna? Hij lijkt bezorgder om zijn aanzien dan om zijn toekomst. Hij doet weinig, legt zich neer bij elke weigering en wacht af.

~

Het ligt er erg dik bovenop, al dat getwijfel en getalm. Slechts weinig wordt aan de verbeelding van de lezer overgelaten en Ha Jin, of zijn vertalers, is niet iemand van de zorgvuldig opgeroepen sfeer of de betekenisvolle stilte. Zoals hij zijn personages beschrijft komen ze over als botte mensen, met botte gedachten en een afgestompte wil. Manna wordt een klagend viswijf, Lin een besluiteloos mietje en hun omgeving bestaat enkel en alleen uit bemoeizuchtige lieden die geen van allen het beste voor hebben met het stelletje.

Wachten beschrijft een diepzinnig verhaal, over hoe besluiteloosheid, zorg om carrière en angst om wat anderen van je denken liefde in de weg kan staan. De Chinese maatschappij laat geen liefde toe, zo lijkt het wel. Maar eigenlijk is het in Wachten de schrijver zelf die geen liefde toelaat. Zijn scherpe, afgebeten zinnen verraden al lang tevoren dat hij Manna en Lin geen lang en gelukkig samenzijn wenst. Hun gedachten zijn een open boek, en van subtiliteiten hebben de twee tortelduifjes nog nooit gehoord. Ze zijn bijna vervelend; mensen die wat willen, maar er niet voor willen vechten. Toch weet Ha Jin aan het wachten een plotseling bijzonder mooi einde te geven, waarin de ware aard van Lin Kong naar boven komt.

Wachten gaat over de tijd doden en over een ver doel tergend langzaam dichterbij zien komen. Het boek laat zich dan ook niet lezen als een verrassing, maar als een trage wandelaar die de top van de berg al uren in zicht heeft en zich er moeizaam naar toesleept. En het mag dan ook geen verrassing heten dat het na de top bergafwaarts gaat. Zowel letterlijk als figuurlijk.