Boeken / Fictie

Henk is simpel, al te simpel

recensie: Gerry van der List - Altijd November

.

Voor intellectuele liberaal-progressieven en Nederlanders van Marokkaanse afkomst heeft de hoofdpersoon in dit boek weinig goede woorden over. Peter van Rijswijk, doctor in de sociale wetenschappen, docent in Leiden is bepaaldelijk onvriendelijk jegens deze twee groepen, omdat hij – product van een Rooms-rood Rotterdams arbeidersmilieu – zich met niemand uit deze groepen kan vereenzelvigen. Zijn eenzijdig gevoelsleven en weinig opgewekt humeur laten dat niet toe, en hij kan zich uit dat sentiment ook niet bevrijden. Bij vlagen lijkt Van Rijswijk op een Maarten van Rossem: scherp en geestig, grossierend in ironisch cynische (of cynisch ironische?) aforismen, maar uiteindelijk wordt Van Rijswijk een ‘Henk’, een boze blanke man zonder invoelingsvermogen of mededogen voor de medemens.  

Intellectuelen versus Marokkanen
De intellectuele liberaal-progressieven in Amsterdam geloven, in de woorden van Van Rijswijk, ‘dat mannen en vrouwen gelijk zijn, dat de samenleving vanuit de studeerkamer bestuurd kan en moet worden, dat vreemdelingen per definitie vol goede bedoelingen zitten en […] Het Land van Ooit.’

In zwaar contrast tot de Amsterdamse vrijheidsgeest staat Rotterdam, waar Van Rijswijks jeugd ligt, waar hij nu nog maar weinig van herkent: ‘Spangen was Spangen niet meer. De ooit vitale volkswijk was verworden tot een doodse angstaanjagende buurt vol drugspanden en verpaupering. Het aangezicht werd bepaald door migranten, die slechts belangstelling koesterden voor de Turkse en Marokkaanse competitie (…) het greep je bij de keel. (…) Blank en zwart leefden langs elkaar heen.’

Het zijn zulk soort observaties, die op zich, in een andere context, uit een andere mond, nog niet als het overbekende populistische ‘henkerige’ geluid klinken, maar in de verhaalde levensloop van Van Rijswijk gaandeweg dat overcynische, gedesillusioneerde geluid aannemen. Niet alleen, omdat zijn vriendin bij hem weggaat voor een Marokkaanse man, niet alleen omdat zijn Rooms-katholieke geloof alleen nog goed is voor hoon, niet alleen omdat hij zijn inspiratie als academicus verliest – er zijn wel meer academische, voormalig Rooms-Katholieken verlaten door hun wederhelft. Nee, de grondtoon van Van Rijswijk is fantasieloos en zwaar spottend, waardoor hij ten langen leste weinig meer de moeite waard vindt.

Leyen al helemaal niet!
Waar Rotterdam staat voor de vergane jeugd, staat Amsterdam voor gemakkelijke luxe. Academisch Leiden is een te nette omgeving, waaruit hij snel, ‘na gedane zaken terugkeert in de hoofdstad’ net als Karel van het Reve, zoals hij potsierlijk van zichzelf opmerkt. Geestig. Alleen, een Van het Reve is hij niet: hem ontbreekt de intellectuele brille of de vrijheid in het denken.

Geslaagd is deze novelle in het scheppen van ergernis! Toch weer die lul! In die zin is Van Rijswijk kort en bondig neergezet, te kort en te bondig, omdat de conclusie voor de lezer getrokken wordt: Van Rijswijk is fout.

Te gemakkelijk zijn ook de sporen des tijds die kleven aan dit boek: zullen begrippen als Powned of linkse hobby de lezer over vijftig jaar nog wat zeggen? De vrouwelijke personages bieden geen intellectueel of emotioneel tegenprogram: zij worden alleen in het perspectief van Van Rijswijk instrumenteel beschreven in zeurderigheid of hitsigheid of ouwebessigheid. Van Rijswijk blijkt altijd al een zeikerige Henk te zijn geweest en daarmee moet de lezer het doen. Hadden de vrouwelijke tegenspelers iets meer vlees op de botten gekregen, had de auctoriale stem iets sterker gesproken, dan was er een tegenprogram mét perspectief geweest en was deze novelle een roman geweest.