Boeken / Fictie

Komrij kan het kastijden niet laten

recensie: Gerrit Komrij - Meer gouden woorden

“Het adembenemende duel tussen Rutte en Bos dat ons binnenkort staat te wachten zal een duel worden tussen barbiepop en barbiepop.” Het is slechts één zinnetje, maar wel een dodelijk zinnetje uit de nieuwste bundel columns van Gerrit Komrij. In Meer gouden woorden gaat hij weer ouderwets tekeer tegen politici en andere sukkels die zich in het Nederlandse polderlandschap roeren.

Bescheidenheid (“Ach, het is maar een mening”) of twijfel zul je niet snel aantreffen in de columns van Gerrit Komrij. Als een god zetelt Komrij hoog op de berg Olympus, alwaar hij meewarig zijn hoofd schudt wanneer hij op het gedoe van de Nederlandse politiek neerkijkt. Want politici zijn sukkels, architecten trouwens ook, en de tv, de cultuur en het onderwijs, dat stelt ook niks meer voor. Nee, goed beschouwd deugt er niet veel aan Nederland, als je Komrij mag geloven. Gelukkig maar, want waar zou onze nationale zuurpruim anders inspiratie vandaan moeten halen.

Schimpscheuten

Olympus
Olympus

Of buitenlandse politici zoveel meer niveau hebben, is natuurlijk nog maar de vraag, maar Komrij mag hun Nederlandse collega’s graag afslachten. In zijn nieuwste bundel Meer gouden woorden doet hij dat uitermate geestig, ook al gebruikt hij soms bedenkelijke trucjes.
Geestig vind ik de manier waarop hij de bekakte ex-minister Laurens Jan Brinkhorst neerzet. Brinkhorst toonde veel begrip voor moslims die moeite hadden met de film Submission van Ayaan Hirsi Ali. Hij had sowieso veel begrip voor moslims die zich beledigd voelden. “Als ik voor het huis van mijn buurvrouw de hele dag ‘rothoer’ roep, wordt ze boos,” legt hij uit, waarop Komrij zich afvraagt: “Maar wat als die buurvrouw ook een rothoer is? Zijn fundamentalisten die op een totalitaire samenleving uit zijn ineens onze lieve buren.” Maar het gaat Komrij niet alleen om ’s mans standpunten, want als Brinkhorst zich beklaagt over de verruwing van de zeden, kan Komrij zich niet langer inhouden: “Kom je villaatje en je gebreide onderbroek eens uit.”

Dergelijke schimpscheuten zijn echter nog niets vergeleken met de manier waarop hij Balkenende te grazen neemt. Nu is ‘Jan Peter’ altijd een dankbaar mikpunt van spot, maar de manier waarop Komrij hem typeert, is onnavolgbaar: “Iedereen houdt hem voor de gek en hij verroert zich niet. Ze lachen hem uit en hij lacht beleefd terug. Ze laten hem struikelen en hij hinkt opgewekt verder. Ze zetten hun oordoppen op en hij steekt alweer van wal.”
En dan hebben we nog maar twee politici gehad, want of ze nu rechts zijn (Verdonk, Wilders) of links (Alders, Bos), ze gaan allemaal de gehaktmolen in. Aan Frits Bolkestein (oud VVD-leider en voormalig Eurocommissaris) wijdt Komrij zelfs drie columns, maar dat komt vooral omdat je uit het boek dat ‘Bolkie’ over zijn Brusselse jaren schreef, makkelijk de indruk zou kunnen krijgen dat hij zijn dagen voornamelijk vulde met “alleraardigste lunches” en “oergezellige concertjes”.

Bekrompenheid

Naast politici neemt Komrij in deze bundel ook zaken op de hak die hij van de zotte vindt. Zo leest hij in de krant dat de directeur van de koepel van woningcorporaties het heel normaal vindt dat corporatiedirecteuren extra salaris krijgen als ze veel woningen slopen. Slopen zou namelijk “extra inspanningen en kwaliteiten” vergen, zo legt de man van de koepel onbewogen uit, waarop Komrij snedig opmerkt: “Van slopers, dacht ik. Niet van directeuren.”
Maar soms gaat Komrij gewoon te ver, zoals wanneer hij suggereert dat Verdonk er eigenlijk om vraagt dat ze een keer wordt neergeknald (“Uiteraard mag Rita Verdonk ongehinderd blijven doorgaan met te ver gaan. We wachten op het schot.”) Net zoals hij te ver gaat wanneer hij minister Remkes neerzet als een ordinaire sekstoerist, omdat hij in Thailand vakantie vierde toen daar de tsunami toesloeg. Remkes, die door Komrij overigens geestig wordt getypeerd als een “slome pijpensteel”, kreeg indertijd veel kritiek omdat hij zich niet meteen naar het rampgebied spoedde. Dat mag, maar Komrij blijft in zijn column zodanig het ene vooroordeel over Thailand op het andere stapelen (“Zelfs de draaiorgelman weet dat Thailand neerkomt op seks met jong grut”), dat hij daarmee getuigt van een bekrompenheid die hij bij anderen zo afkeurt. Maar die twee uitglijers wegen toch niet op tegen al die andere vermakelijke observaties uit de bundel, die bewijzen dat Komrij qua stijl en scherpte nog steeds tot de beste schrijvers van het Nederlandse taalgebied behoort.