Boeken / Fictie

Vol gebreken, taai en levenskrachtig

recensie: Frida Vogels - Dagboek 1977-1978

In het elfde deel van haar dagboeken zet Frida Vogels een punt achter de uitgave van dit gigantische, aanvankelijk niet voor publicatie bedoelde werk. Ze kijkt terug op haar autobiografisch oeuvre en haar dagelijks leven als migrant. Vogels komt tot een positieve waardering van de worsteling met haar werk en haar leven, en sluit een periode van schrijven en redigeren af.

Dit dagboek zal het laatste zijn dat Frida Vogels bij haar leven laat verschijnen. In de “met de linkerhand geschreven” afsluiting, maakt ze een sprong van december 1978 naar mei 1991. De cirkel, begonnen met de uitgave van het dagboek uit 1954, is rond. Haar driedelige roman De harde kern ligt dan bij de uitgever en haar leven lijkt voltooid.

Met haar romans en haar elfdelige dagboekserie heeft ze zich een levensweg gebaand. En toch is juist dat leven haar te vlug af, wanneer ze na een soort triomftocht in Amsterdam thuis in Bologna haar pols breekt. Het meest onhandige ongeluk dat iemand kan overkomen die ‘alles’ wil opschrijven alvorens het als werkelijkheid te erkennen. Maar Vogels is niet voor één gat te vangen en typt met de linkerhand koppig door. Aan haar schrijftafel verandert haar dagelijks leven in fictie. Het hele proces is transparant geworden omdat ze zich voor haar romans heeft gebaseerd op de dagboeken. Zo kan de lezer die geleidelijke fictionalisering van nabij volgen — een kijkje in de keuken van de schrijfster.

Onopgesmukt
Uit het dagelijks leven van een Nederlandse vrouw, getrouwd met een Italiaanse man, destilleert Vogels de diepere laag. Hier en daar analyseert ze haar belevenissen, maar eigenlijk is dat niet nodig. In een nuchtere, onopgesmukte stijl trekt ze lijnen naar vroeger. Het verleden laat haar niet los. De dood van haar moeder, voor wie ze als kind gezorgd heeft en de moeilijke relatie met haar inmiddels ook gestorven vader blijven centrale thema’s. Ook beschrijft ze nauwkeurig de stapsgewijze reparatie van de band met haar broer. Ooit, tijdens een vakantie, is er iets misgegaan en heeft hij zich teruggetrokken. Zelden zijn gevoelsmatige schommelingen tussen een zus en een broer zo genuanceerd opgeschreven. Boosheid, twijfel aan de liefde van de ander  — en hun behoedzame wederzijdse toenadering.

Geniale literaire zet
Met de minutieuze beschrijving van de liefde tussen Frida en haar broer komt ook diens rivaliserende rol ter sprake. Ze merkt op dat ze meer deelt met deze Michiel dan met haar man. Enzo is in veel opzichten het tegendeel van Frida en heeft geen belangstelling voor haar schrijverschap. Haar afwijzing van seks en moederschap bezorgen haar schuldgevoelens; schrijven wordt steeds meer noodzaak en toevlucht. Zo ontstaat een spiraal. Hoe meer hij zich fysiek afgewezen voelt, en zij zich realiseert dat ze hem ‘het belangrijkste’ onthoudt, des te minder bemoeit hij zich met haar boek. Ze vermoedt dat hij een minnares heeft. Ondanks  angsten en jaloerse fantasieën vraagt ze hem er niet naar. Het is een geniale literaire zet om dit mogelijk overspel in het midden te laten. Een scheiding is geen optie: “Ons leven samen is precair en vol gebreken, maar ook taai en levenskrachtiger dan het lijkt.”

Barensweeën en ijsjes

Zoals altijd moet ik een weerstand overwinnen … Is dat zoiets als barensweeën: de pijn van het moment waarop een grenzenloze potentie begrensde realiteit wordt?

Vogels slaagt niet helemaal in het begrenzen van die realiteit. Scrupuleuze overwegingen wat nu precies haar motieven zijn en de gevolgen van haar handelen voor anderen leiden soms tot oeverloos twijfelen. Soms lijkt ze een kind dat niet kan kiezen tussen verschillende smaken ijs. Ondertussen worden de ouders ongeduldig en nemen het over. Alsjeblieft, vanille-ijs. En het kind snikt dat het toch die andere smaak had moeten zijn.

Frida Vogels zinkt met haar scrupules regelmatig weg in zelfverachting. En toch komt ze tot aanvaarding van een werkelijkheid die ook goed kan zijn. Uiteindelijk slaagt ze erin boven haar negatieve zelfbespiegelingen uit te stijgen. Daarom is de scène aan het eind, wanneer Enzo thuis komt met bloemen en lekkers om “het boek te vieren” en de echtelieden samen feestelijk genieten, zo bevrijdend. Het onbehagen van Vogels over de desinteresse van haar man voor “mijn boek” is als door een wonder overgegaan in saamhorigheid. Het was echter geen wonder, maar haar eigen overwinning op de verleiding tot zelfdestructie.

Frauduleuze onsterfelijkheid?
Tegelijk heeft ze zich los kunnen maken van een zorgvuldig gekoesterd heimwee. Na een wandeling door het centrum van Amsterdam schrijft ze:

Niet alleen leef ik in een ander land. Ik héb er geleefd, een leven lang, een leven dat nu voorbij is en zich onherroepelijk elders heeft afgespeeld.Zo’n gevoel. Maar daarmee doe ik geen recht aan de scherpte van het genot, het gelijktijdige, frauduleuze gevoel van onsterfelijkheid en onoverwinnelijkheid. Het kon zo niet duren en het bestond niet eens, maar tegelijk was het er en ik genoot ervan.

De frauduleuze onoverwinnelijkheid is verleden tijd, heeft plaats gemaakt voor een zich-gewonnen-geven. Uit de chaos van haar jeugd schiep ze een geschreven orde en uit de tegenstrijdigheden in haar huwelijk nieuwe harmonie.